Zambia Jan Bouma
Voorgeschiedenis
In de tijd van de apartheid waren twee paters van Mariannhill, om politieke redenen, tot persona non grata verklaard in Zuid Afrika en in Zuid Rhodesia. Het waren respectievelijk pater Cas Paulsen (werkende in Zuid Afrika en pater Kuno Ringenberger (werkend in Zuid Rodesië (sinds 1980 Zimbabwe) en klasgenoot van pater Hein Ratering. Beiden zochten hun toevlucht in Zambia. Pater Kuno stierf in 1973 op jonge leeftijd aan een hartkwaal. Vijfentwintig jaar later organiseerden de parochianen een plechtige herdenkings mis. Aartsbisschop Mazombwe van Lusaka ging voor in de viering. Zij wilden hun dierbare overleden pastoor nog eens bedanken voor het vele werk dat Pater Kuno voor hen had gedaan in zo’n korte tijd. Pater Cas Paulsen keerde terug naar Zuid Afrika. Beide bovengenoemde medebroeders hebben echter geen enkele invloed gehad op een mogelijke start van Mariannhill in Zambia. Dit kan niet gezegd worden van pater Ivo Burkhardt. Hij zocht om persoonlijke redenen naar een mogelijkheid voor zinvol werk buiten Mariannhil.
De uitdaging
Bij toeval, of was het goddelijke voorzienigheid, ontmoette pater Ivo Burkhardt de aartsbisschop van Kasama. Pater Burkhardt werd uitgenodigd door de bisschop om godsdienstonderricht te komen geven op een jongensschool in het noorden van Zambia. Pater Ivo begon zijn werk in Kasama in 1982, precies honderd jaar nadat Abt Frans met zijn monniken in Natal, Zuid Afrika, landde om zijn meesterwerk te beginnen. Al spoedig lieten de eerste jongens blijken geïnteresseerd te zijn in de congregatie van Mariannhill. Zij meldden zich voor toelating. De aartsbisschop had er geen enkel bezwaar tegen dat Mariannhill kandidaten van zijn bisdom zou gaan opnemen als toekomstige leden. Hij stelde echter één voorwaarde: dat er op z’n minst een kleine gemeenschap van Mariannhillers in Kasama zou zijn. Zo zouden de mogelijke kandidaten het gemeenschapsleven als praktische ervaring kunnen beleven. In feite betekende dit dat de bisschop een van zijn parochies aan de pastorale zorg van de congregatie zou overdragen.
Voorstellen van pater Ivo over de ideeën van de bisschop werden voorgelegd aan het hogere bestuur in Rome en na vele onderhandelingen over en weer, werd pater Ivo uitgenodigd zijn droom uiteen te zetten aan het Generaal Kapittel in Rome in 1985. Inmiddels waren twee vertegenwoordigers van het Generaal Bestuur, de paters Frans Lenssen en Benno Hotz, na een inspectie in Zambia met positieve berichten terug gekomen. Na vrij heftige discussies over het voor en tegen om in Zambia te beginnen, bleek bij de eindstemming dat een krappe meerderheid toch de uitdaging steunde. Het werd echter ook duidelijk dat de Europese en USA/Canadese provincies de onderneming hoofdzakelijk zagen als de baby van de Zuidelijk Afrikaanse provincies. Die zouden daarom verantwoordelijk gemaakt worden om het nodige personeel te leveren. Dit laatste was niet zo eenvoudig. Een eerste voorzichtige poging in 1987 om een parochie over te nemen onder begeleiding van een lokale priester faalde.
Twee jaar later, in 1989, stelden zich twee medebroeders beschikbaar voor het pionierswerk, pater Macarius Hauesler van de Umtata provincie en pater Luke Gift Mlilo, de eerste lokale Mariannhill priester van de Bulawayo provincie (Zimbabwe). Samen met pater Ivo vormden zij het beginnende trio van een eerste kleine CMM gemeenschap in Zambia. De parochie, door de bisschop aangewezen, was St. Margaret’s in Mungwi. Dit ligt ongeveer vijfentwintig kilometer buiten Kasama, de hoofdstad van de noordelijke provincie. Voor alle drie gold dat ze een nieuwe taal, het Bemba, moesten leren. Vooral belangrijk voor de twee die in de zielzorg gingen werken. Dit was minder belangrijk voor pater Ivo in de school, waar Engels, de officiële taal van het land, gebruikt moet worden. Pater Mlilo speelde al gauw een wezenlijke rol in het ‘justice and peace’ programma binnen het bisdom.
De eerste postulanten
De eerste postulanten werden ondergebracht in een opgeknapt kippenhok. In 1991 verhuisde het postulaat naar een huurwoning op het grondgebied van een boerderij. Er kwam versterking op tijdelijke basis. Eerst in de persoon van pater Martin Schupp van het Generaal Bestuur in Rome en later in pater Bernard Pagitsch van de provincie van Mariannhill Zuid Afrika. Al in 1990 werden de eerste twee kandidaten naar Mariannhill gestuurd om hun noviciaat te beginnen. Een jaar later op 2 februari legden ze hun geloften af. Voor de studie filosofie en theologie gingen zij naar Cedara, Zuid Afrika. Het bleek niet echt hun roeping te zijn en ze verlieten ons.
Voorlopige bezetting
In september 1992 had ik, als zijn provinciaal, de eer om de pasgewijde priester Donatus Sibusiso (= zegen) Ndwalane, geboortig van St. Michael’s Mission Zuid Afrika, met een volgeladen vrachtwagentje van Mariannhill naar Mungwi te brengen, een afstand van ongeveer 3.000 km. Het vrachtwagentje moest volgeladen worden omdat er in de begin jaren negentig nauwelijks iets te koop was in Zambia. Pater Donatus kwam pater Mlilo vervangen die zich ging wijden aan zijn verdere studie theologie. Als provinciaal van Mariannhill was ik erg blij en zelfs een beetje trots dat pater Donatus als eerste inheemse medebroeder van onze provincie als missionaris uitgezonden kon worden. Ik kon toen niet vermoeden, dat ikzelf door een overplaatsing naar Zambia, hem een jaar later zou volgen.
Een maand voor mij arriveerde pater Gaspard Parent, van de Canadese provincie, die meteen ging deelnemen aan een talencursus Bemba. Mijn aankomst in september maakte de voorlopige personeelsbezetting compleet. We konden de parochie met zijn 11 buiten-staties van de nodige diensten voorzien. Sommige van deze staties moesten bezocht worden langs slechte of onmogelijke wegen. Dat werd nog erger tijdens het regenseizoen van november tot april.
Godsdienst onderwijs
Ik ben me meer gaan concentreren op de jongensschool waar ik algemeen godsdienstonderricht gaf. Het was een internaat, maar vraag niet hoe dat er bij lag. In de tiende klas (leerlingen van 18 tot 23 jaar) gaf ik negen keer per week les. De klaslokalen zagen er verwaarloosd uit; overvol (50 tot 60); en met te weinig boeken. Ondanks dat heb ik zelfs, als ongetraind leraar, nooit moeite ondervonden met discipline in de klas, die voor de jonge mannen blijkbaar in die omstandigheden gewoon is. Verrassend is het ook dat ik soms nu nog wel eens enkelen van deze vroegere studenten tegenkom. Met een blij gezicht laten ze weten dat ze me herkennen (omgekeerd is dat zeker niet altijd meteen het geval). Tijdens deze eerste dagen in Mungwi werd onze kleine communiteit met een bezoek vereerd door de geïnteresseerde of nieuwsgierige provinciale oversten van Duitsland en van Oostenrijk, die erg ziek werd. Ook van Nederland: pater Gerard Willemse en twee broeders op weg naar Mariannhill voor een bijeenkomst van het generaal kapittel van de congregatie. Niemand van hen was onder de indruk van onze huisvesting, met de gebrekkige beschikbaarheid van water voor toilet of douche en van de eenvoudige maaltijd die we met hen deelden. Niemand van hen, voor zover ik me herinner, heeft ons verrast met een tweede bezoek. Wel is pater Henk Janssen, zaliger, een keer op bezoek geweest. Ook heeft pater Siem Rodenburg het aangedurfd in 2011 twee weken hier op vakantie te komen.
Eigen Provincie
Eind december 1993 kwam de Generaal Overste, pater Yves La Fontaine, van Rome zich op de hoogte stellen van ons welzijn en onze missionaire activiteiten. Na een paar dagen kwam hij tot onze verbazing met het voorstel om de kleine groep Mariannhillers in Zambia tot provincie uit te roepen. Voor ons was dit te vroeg, wij bleven liever onder de verantwoordelijkheid van het Generaal Bestuur. Pater Yves’ argument was echter dat wij, de vijf niet-Zambianen, altijd terug konden naar de provincie waartoe we behoorden, in het geval dat Mariannhill Zambia niet van de grond zou komen. Voor de jonge Zambiaanse medebroeders, intussen uitgegroeid tot zes in tijdelijke professie, lag dat echter anders. Volgens de constituties van de congregatie zouden ze in een soort niemandsland terecht komen. Daarop hebben we besloten het voorstel aan te nemen en na verdere onderlinge beraadslaging werd pater Jan Bouma als provinciaal gekozen. Het was een heel kleine kudde die als een zaadje hopelijk zou uitgroeien tot een waarde-volle tak aan de CMM boom. Op 2 februari 1994 werd de Zambiaanse provincie officieel geboren.
Nederzetting in Lusaka
Heel gauw was het duidelijk dat we een basis (huisvesting) nodig hadden in Lusaka. Lusaka is de hoofdstad van het land, ruim 900 km. verwijderd van Kasama. Deze lange afstand moest afgelegd worden over onbegaanbare, onmogelijke wegen. Hoe afschrikwekkend het ook was, af en toe was het onvermijdbaar deze reis te ondernemen. We moesten dan overnachten in het gasthuis van de ‘witte paters’ (M.Afr). We zijn hen daarvoor zeer dankbaar. Misbruik maken van hun gastvrijheid was het laatste wat we wilden en daarom ontstond de noodzaak voor een eigen ‘home’ in Lusaka. De tweede reden was ons besluit de opleiding van onze seminaristen in het eigen land te houden in plaats van in Zuid Afrika om kosten uit te sparen en de verwarrende bepalingen rondom paspoorten en vooral studie visa te ontlopen. De toezegging dat onze fraters terecht konden voor filosofie en theologie op de respectievelijke landelijke groot seminaries was al gedaan. Theologie in Lusaka zelf, filosofie in Kabwe, zo’n 150 km verwijderd van Lusaka. We waren erg blij met de eerste oplossing, maar de tweede oplossing paste minder goed in ons plan. Juist in die tijd hadden de drie families van de Franciscanen (OFM–OFM Cap–OFM Conv.) bij wijze van experiment een eigen college, St. Bonaventure opgezet om gezamenlijk hun studies te ondernemen. Na een gesprek met de rector van het college zag het er veelbelovend uit dat onze fraters toegelaten zouden kunnen worden. Dit moedigde ons aan op zoek te gaan naar een stuk grond, waarin we met goedvinden en hulp van het generalaat vrij spoedig slaagden (1995). De koop was inclusief een in goede staat verkerend huis met vijf kamers, zitkamer, eetzaal, drie wc’s met douche, elektriciteit en stromend water uit een boorput. In augustus van dat jaar verhuisde pater Gaspard met vier tijdelijk geprofeste broederkandidaten van Mungwi naar Makeni (Lusaka).
Een foto van het eerste provinciale kapittel in februari 1996, een historische dag, toont een ledental van 25 man waarvan 19 Zambianen terwijl de overige zes van vijf verschillende landen en drie verschillende continenten stammen. Dit laatste is uniek en vooral gunstig om een onderlinge integratie te vergemakkelijken en te voorkomen dat een overheersende CMM cultuur van buiten de Zambiaanse in zijn ontwikkeling zou hinderen.
Van de negentien Zambianen hebben er zes uiteindelijk voor een andere weg gekozen; een ervan is intussen uitgezonden als missionaris naar Colombia; een tweede benoemd tot provinciaal van de Zambiaanse provincie die eerder in 2003 als eerste Zambia CMM missionaris werd uitgezonden naar PNG. In 2004 heb ik hem daar bezocht. Een derde werd in 2010 in het generaal bestuur gekozen. De blijmoedige Godfrey Mulenga, ook van deze groep, stierf op 20 juli 1999. Hij werd vijf dagen eerder voor gegaan door de dappere, op God vertrouwende novice Joseph Chanda, die ook zijn jonge leven moest opgeven na een ernstige hersentumor operatie. Een droevige ervaring voor de families van de jonge broeders en voor onze gemeenschap. De pijn werd nog vergroot door de omstandigheden waarin de begrafenissen plaats vonden. Broeder Joseph werd begraven in Kasama en onze jonge medebroeders gingen er met een volkswagenbusje naar toe, 900 km. Zelf lag ik in bed met een zware malaria aanval. Broeder Godfrey zou op verzoek van de familie in Ndola begraven worden. Ik was zo ver hersteld dat ik er met twee medebroeders naar toe zou gaan, 400 km. We hadden echter, door pech aan de auto, een oponthoud van anderhalf uur en arriveerden bij de kerk toen de uittocht naar het kerkhof zou beginnen. En alsof dat niet genoeg was werden we bij de ingang van de kerk opgevangen door een priester die me vertelde dat we meteen terug moesten gaan omdat het volkswagenbusje met de jonge broeders op weg van Kasama naar Ndola van de weg was geraakt en over de kop geslagen. Niemand wist hoe erg de situatie was en of er ook doden gevallen waren. Ik zakte bijna in elkaar. Het viel gelukkig mee, alleen licht gewonden.
Als vertegenwoordiger van het generaal bestuur was pater Frans Lenssen aanwezig op bovengenoemd kapittel. Een plan werd uitgestippeld voor de ontwikkeling van de provincie Zambia. In een ruwe schets voorzag die in drie fases. Die zouden geleidelijk in elkaar moeten overlopen met klemtonen op de verschillende aspecten al naar gelang de concrete situatie zich voor zou doen.
Eerste fase: nadruk op de ontwikkeling van de provincie zelf: opleiding, huisvesting, personeel.
Tweede fase: training van medebroeders om een bijdrage te leveren aan de groot seminaries waar onze jonge medebroeders hun opleiding (filosofie /theologie) gaan ontvangen. Een tweede of zelfs derde parochie aan te nemen om de plaatselijke kerk te dienen en gelegenheden te scheppen voor de jongeren pastorale praktijk op te doen.
Derde fase: de vleugels wijder uit spreiden buiten het terrein van de gewone parochiezielzorg op eigen initiatief en/of uitgenodigd door de bisschoppen. En niet in het minst door ons bereid te verklaren voor onze wezenlijke roeping ad Gentes (voor de volkeren). In het begin van 2003 werd de eerste CMM missionaris uitgezonden naar Papoea Nieuw Guinea.
Zusters van het Kostbaar Bloed
Door toedoen van pater Macarius en op uitnodiging van de aartsbisschop arriveerden in 1996 drie CPS Zusters in Mungwi en namen hun intrek in het eerder genoemde ‘kippenhok’ om van daaruit hun werk in de parochie te beginnen. Al heel gauw werd er een menswaardig en net convent voor hen gebouwd en enige tijd later een prachtige kleuterschool, het pronkstuk van Mungwi. Intussen hebben de zusters zich ook in Lusaka gevestigd. De verhouding tussen de communiteiten CMM/CPS is erg goed. Feestdagen die we gemeen hebben worden samen gevierd terwijl de viering van de H. Mis voor hen verzorgd wordt vanuit de Engelmar communiteit. De CPS kennen eveneens, geheel onafhankelijk, een korte voorgeschiedenis in Zambia. In 1967 namelijk trokken drie zusters van Tienray naar Kabwe om in een melaatsenziekenhuis te werken. De bedoeling en de inzet waren bijzonder goed, maar door blijkbaar onoverkomelijke misverstanden met de overheid trokken de zusters zich in 1970 weer terug.
Hogere studies filosofie en theologie
Het eerder genoemde veelbelovende gesprek met de rector van het Bonaventura College liep op niets uit, helaas; het hogere gezag, het bestuur van de Franciscanen, was er niet voor dat niet-franciscaanse studenten toegelaten werden op dit vroege uur van hun experiment en wilde afwachten hoe dat zich binnen de eigen ‘familie’ zou ontwikkelen. Onze studenten echter stonden klaar om hun studie filosofie in Zambia te beginnen in plaats van in Zuid-Afrika. Er bleef ons niets anders over dan tijdelijk een huis te huren op het grondgebied van St. Augustin’s Mpima in Kabwe waarin we net de vier fraters en hun begeleider, pater Anton Huber konden onderbrengen. Pater Huber was van de Bulawayo provincie naar Zambia overgeplaatst. Deze tijdelijke oplossing duurde van september 1996 tot mei 1998. Ook Pater Luke Mlilo trad daar aan als professor. Tot onze opluchting werden voor ons de deuren van het Bonaventura College geopend in 1997. Ik zelf heb daar Latijn onderricht van 2000 tot 2005. Sinds 2007 is broeder Hansel Jaison, van de Bulawayo, provincie rector van de Engelmar communiteit en tezelfdertijd professor filosofie aan het Bonaventura College.
De provincie bereikt een vreugdevolle mijlpaal in de priesterwijding van Aaron Chituta, tien jaar na haar eenvoudig begin in Mungwi, een teken van hoop voor de toekomst. Jammer genoeg is pater Aaron in 2009 overgegaan naar de Anglicaanse kerk.
Zoals aangeduid in het plan boven, ‘tweede fase’, werd de noodzaak voelbaar en zichtbaar voor geestelijke begeleiders en leraren. Daarom werd besloten pater Gaspard verdere Bijbelstudie te laten ondernemen en pater Anton volgde een studie spiritualiteit. Hierdoor vielen er twee gaten in de personele bezetting, die gevuld moesten worden. De pasgewijde pater Aaron aanvaardde de uitdaging om de jonge mensen in Makeni te begeleiden. De provinciaal moest de zorg op zich nemen van de studenten filosofie (Mpima). Na voltooiing van hun studies is pater Gaspard les gaan geven aan het St. Dominic’s groot seminarie en later ook aan St. Bonaventure College. Pater Anton nam de leiding op zich van Makeni. Dit is de pater Engelmar communiteit, genoemd ter nagedachtenis aan onze CMM medebroeder die een heldhaftig leven geleid heeft in het concentratiekamp Dachau van mei 1941 tot aan zijn dood op 2 maart 1945. Pater Anton werd op eigen verzoek na een jaar overgeplaatst naar de Duitse provincie.
Ook pater Donatus werd na vijf jaar Mungwi verzocht spiritualiteit te studeren, maar keerde na zijn studie niet terug naar Zambia. In plaats daarvan werd hij aangesteld als novicemeester van het internationale noviciaat in Mariannhill, Zuid Afrika.
Uiteraard was de familiewoning in Makeni gauw te klein om het groeiende aantal medebroeders te huisvesten. Met behulp van een broeder van de missionarissen van Afrika, werd een vrij ruim plan ontworpen: zestien kamers waar eventueel twee studenten een kamer kunnen delen. Zodoende zouden er ook enkele kamers vrij zijn voor bezoekers van het Noorden (Mungwi) en Europa. Natuurlijk werd er voorzien in de nodige gemeenschappelijke wasruimten en wc’s; recreatie- en vergaderzaal en vervolgens een eigen kamer/office, slaapkamer, douche en wc voor de rector en zijn assistent. Het was te voorzien dat dit huis in de toekomst een centraal huis voor de provincie zou worden, daarom werd ook een grotere eetzaal in het plan opgenomen. Een waardige, ofschoon eenvoudige, ruimte stond als kapel centraal. Met de bouw ervan werd in 1998 begonnen en in augustus 1999 verhuisde de communiteit naar haar nieuwe ‘home’. Het ‘oude’ huis had eerst een verfkwast nodig en eveneens een nieuwe keuken voordat de provinciaal er in zou kunnen trekken.
In mei 1998 zouden de vier studenten filosofie hun tweejarige cursus in Mpima beëindigen en dan hun studies theologie beginnen aan St. Dominic’s groot seminarie. Dit betekende ook voor hen woongelegenheid te scheppen zo dicht mogelijk bij het seminarie. Hen onderbrengen in Makeni was onmogelijk vanwege de grote afstand en bovendien zou daar dan spoedig plaatsgebrek zijn. Het scheen te lukken met een stukje grond en twee huizen ideaal voor ons, tien minuten lopen van het seminarie. Prompt op de juiste dag en het juiste uur betaalde het generalaat het vereiste voorschot en het huis was het onze (dachten wij). De makelaar had echter het huis al aan een ander verkocht. Tot nu toe loopt de blijkbaar nooit eindigende rechtszaak ons geld terug te krijgen, echter zonder succes. Slapeloze nachten, vruchteloze woedebuien. Met weer geld op tafel van het generalaat bemachtigden we een ander huis maar kleiner van formaat. Het grensde bijna aan het eerdere. De provinciaal, die bij gebrek aan mankracht voorlopig ook optrad als rector, vestigde zich samen met de vier medebroeders ook daar. Hij werd opgevolgd door pater Gaspard nadat die zijn studies beeindigd had. Deze functie is hij sindsdien blijven uitoefenen tot vandaag. Later ontstond de officiële naam: ‘Bernard Huss communiteit’ ter herinnering aan en als inspiratiebron van de in Zuid Afrika zeer gewaardeerde Mariannhiller sociale apostel van die naam.
Broeders van Mariannhill
Broeder kandidaten vormen een eigen categorie binnen het geheel van de professionele training en geestelijke vorming van de jonge medebroeders. Na het oorspronkelijk gezamenlijke begin van postulaat (in Kasama) en noviciaat (Mariannhill, Zuid Afrika) scheiden zich de wegen. Al naar gelang bekwaamheid, interesse, capaciteiten moet er voor de kandidaten plaatsen gevonden worden waar zij volledige professionele training kunnen opdoen. Zulke plaatsen verschillen van structuur waarin de priesterkandidaten zich bevinden. Deze verschillen in structuur kan ten koste gaan van de even noodzakelijke geestelijke vorming die nodig is voor een gezond religieus leven. Als de jonge man zich bewust is van deze ‘zwakke’ plek in het systeem kan het voor hem een dubbele uitdaging worden waarvan hij dan persoonlijk des te meer kan profiteren.
Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat ook het systeem/de structuur geen garantie is voor een gezonde uitgroei en dat ook deze gemakkelijk tot een lege routine en schuilplek verwordt. De werkelijkheid is dan ook niet altijd positief. In de volgende beroepen/vakken zijn veelbelovende medebroeders getraind: bouwkundig tekenaar + leraar + timmerman, verpleger, sociaal werk, communicatie, maar deze medebroeders hebben ons na verloop van tijd weer verlaten. Drie broeders echter zijn respectievelijk gekwalificeerd in psychologie /onderzoek, filosofie + ethiek en diploma marketing waarvan de eerste nu verantwoordelijk is voor de postulanten, de tweede op een aanstelling zit te wachten, de derde op Kasembo Farms werkt. Drie jongere broeders zijn nog zoekende op welke wijze zij het beste de congregatie kunnen dienen.
Ora et Labora
De programma’s van theologie en filosofie of enig andere professionele scholing zijn uiteraard ingebed in, omringd en ondersteund door een klimaat van Ora et Labora. Bidden en werken, zo eigen aan het bestaan van Mariannhill sinds haar oorsprong. Bidden wordt concreet zichtbaar in een spontane, blijde en getrouwe bereidheid en toewijding dagelijks gezamenlijk de eucharistie te vieren en het officie te bidden. En daarnaast voldoende tijd en ruimte te scheppen voor persoonlijk gebed, geestelijke lezing en enkele wezenlijke devoties. Onder werken verstaan we vooral handenarbeid die de jonge broeders de gelegenheid biedt, als een familie, de verantwoordelijkheid op zich te nemen het huis en de omgeving op orde te houden of te verfraaien. Maaltijden bereiden tijdens de weekenden en op vrije dagen is een vast onderdeel van dit programma. Op kleine schaal mogelijk financieel iets bijdragen aan het huishouden door het aanleggen van een groentetuin. Het succes hiervan is mede afhankelijk van de weersomstandigheden, van de grootte van de groep en zeker ook niet minder van hun enthousiasme en dat van de begeleider.
Missiologie
Theologie, filosofie en missiologie geleerd in het seminarie als pure theorie moeten in het leven van een missionaris vertaald worden in een zichtbare, tastbare en wijze pastoraal die alleen maar in de praktijk opgedaan kan worden. Daarom werken de fraters/broeders tijdens de lange pauzes tussen de semesters in parochies, ziekenhuizen, weeshuizen en opvangcentra voor straatkinderen om iets te proeven van de pijn en het verdriet dat vaak ongezien geleden wordt. Tezelfdertijd leren ze al enige troost en verlichting te brengen al is het maar door te luisteren, een glimlach en een kort gebed. Op ruimere basis en een beetje gedurfd werden in 2002 vier fraters voor een heel jaar naar Papoea Nieuw Guinea gestuurd om een heel andere wereld te ervaren. Een van hen is na zijn priesterwijding daar als missionaris teruggegaan en volgde daarmee een eerder uitgezondene op. Twee anderen hebben eenzelfde ervaring mogen opdoen in Mozambique. Een van hen werkt daar nu als pastoor.
Om het tot dan toe gebruikelijke Noord–Zuid eenrichtingverkeer te doorbreken werden op voorstel van de Zwitserse provincie in 1999 op symbolische wijze vier fraters uitgezonden naar die provincie, begeleid door hun provinciaal om de taalbarrière in de communiteit te overbruggen. Deze 2 maanden durende onderneming werd als zeer bijzonder en gewaardeerd ervaren als een ‘pastoraat van de aanwezigheid’ waardoor de oudere medebroeders hun werk en leven bevestigd zagen in de jonge Afrikaanse generatie. Het zingen van de fraters in de diensten op enkele scholen en daarbuiten deden wonderen en openden harten.
Kasembo Farms
Dat het postulaat onder pater Ivo in 1991 een onderkomen vond in een huurwoning op een boerderij, met het oog op de mogelijkheid enige winst op te leveren ten gunste van de provincie, leidde er uiteindelijk toe dat na lang wikken en wegen en financiële steun van andere provincies Kasembo Farms overgenomen werd door Mariannhill. Samen met een bijbehorend gastenkwartier. Daarbij hoort ook een winkel in het dorp voor de verkoop van de producten: vlees, kip, eieren en melk. Boeren is ook hier niet gemakkelijk, maar met de inzet van pater Macarius en pater Ivo en later ook van broeder Denis uit Canada (2000-2006) is het nu geleidelijk overgegaan in de handen van inheemse medebroeders en is er toch iets bereikt. Op verzoek van het generaal bestuur is pater Ivo in 2006 gaan werken in de archieven van Rome vanwege zijn kwaliteiten als getraind journalist en een man die de voor de congregatie belangrijke talen Engels en Duits volledig beheerst.
En nu verder
In 2000 werd pater Peter Grand tot provinciaal gekozen. Vanwege het vertrek van pater Anton Huber naar Duitsland moest ik de leiding van de Engelmar communiteit op me nemen. Jammer genoeg werd twee jaar later pater Peter Grand in het generalaat gekozen zodat ik voor een derde periode van drie jaar provinciaal moest zijn (2003–2006). Voor het eerst in de geschiedenis waren de gekozen raadsleden alle nog jong en onervaren. Het werd dan ook niet de gemakkelijkste periode voor mij noch voor hen. Het leeftijdsverschil was te groot om een geleidelijke overgang te waarborgen. Misverstanden, onbegrip, teleurstellingen en onbeantwoorde verwachtingen wederzijds konden niet altijd vermeden worden. In 2006 ging het bestuur van de provincie over in Zambiaanse handen. Pater Patrick Chongo werd provinciaal en ik werd overgeplaatst naar de parochie van Kaoma als kapelaan dat al gauw veranderde in pastoor ofschoon ik nauwelijks een woord van de taal (Lozi) verstond. Door dit ‘toeval’ landde ‘Bouwen met Boumas’ daar en werden de Bouma’s blijkbaar onverbeterlijk verliefd op Kaoma om er onvermoeibaar de minder bedeelden te hulp te komen met de hun ter beschikking staande middelen, ondersteund door een onvoorstelbaar enthousiast thuisfront. Voor meer informatie: http://www.bouwenmetboumas.nl/nl/bouwen-met-boumas/johannes-bouma/
Het provinciaal bestuur besloot dat na tien jaar de parochie Kaoma terug zou gaan naar de bisschop begin 2009. Zelf ben ik toen een paar maanden in Nederland geweest voor medisch onderzoek en daarna naar de UK voor een sabbatical van drie maanden. Nu is het rustig (soms te rustig) aan doen in de Engelmar communiteit.
Een kort overzicht van de provincie
• In de opleidingshuizen Engelmar huis en Bernard Huss huis
• In het groot seminarie (theologie) en het Bonaventura College (filosofie).
• Vijf parochies.
• Kasembo Farms.
• Twee medebroeders in Rome.
• Twee medebroeders in Mariannhill.
• Twee medebroeders in de Republiek van de Congo.
• Een medebroeder in Papua Nieuw Guinea.
• Een medebroeder in de provincie van Bulawayo Zimbabwe.
• Een medebroeder in Colombia.
Het aantal leden van de provincie is 35 (de laatste zeven hierboven niet meegeteld omdat die overgeplaatst zijn naar een andere provincie/regio) en deze 35 komen uit negen verschillende landen. Dit eindresultaat vergelijkend met wat er voorzien was op het eerste provinciale kapittel in 1996 mogen we ondanks de vele strubbelingen die we ontmoet hebben en blijven ontmoeten oprecht dankbaar zijn aan God; het generaal bestuur; leden van de provincie; andere provincies en niet in het minst ook aan de vele weldoeners voor hun spirituele en materiële hulp.
In 2009 bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de congregatie kwam pater Hein Ratering van Zuid Afrika naar Zambia en gaf een boeiende lezing over de geschiedenis van Mariannhill die hij beëindigde met de bekende woorden
‘quo vadis’? (waar ga je heen, welke richting gaan jullie op)
Deze uitdagende vraag zullen we voortdurend in alle eerlijkheid en oprechtheid moeten durven blijven stellen. Daaruit de consequentie trekken en het gevonden antwoord met de gezamenlijke inzet van onze krachten waar zien te maken. En dit altijd met eenzelfde sterk Gods vertrouwen waaruit Abt Franz leefde en werkte terwijl ook zijn woorden ‘lont nit lugg’ (Oostenrijks dialect voor: ‘geef de moed niet op/doorzetten) door onze gelederen klinken.
Pater Jan Bouma cmm,
Makeni Lusaka,
19 Maart 2012,
Feest van St. Josef.