Idealisme van weleer

 

St. Paul Arcen. Dan zien we voor ons: dat grote gebouw. Vóór de eerste wereldoorlog in een paar jaar tijd uit de grond gestampt, ná 1945 herrezen uit het naoorlogse puin, waar sindsdien aan is gebouwd en verbouwd. Waaraan we ons eigen steentje hebben bijgedragen, door de slaapzaal te schilderen, werken in het park; tuinderij of op het land. Het St. Paul dat wij vertegenwoordigden als we tegen Arcen moesten voetballen, of in Wellerlooi een operette opvoerden. Dat gebouw is inmiddels door vakantiegangers platgewalst tot een parkeerterrein. Uit de koestal komt de melk in kartonnen verpakking. In de varkensstal worden de biggen als speenvarken opgediend. Op de akkers hoeven we geen stenen meer te rapen. Zij zijn vol gebouwd met bungalows of onder water gezet als een Hedwige polder t.b.v. duurzame recreatie. Voor de jongeren onder ons is St. Paul ook ‘St. Paul van het Kruis’ in Mook, waar zij hun Eldorado hadden. Voor de allerjongsten onder ons betekent St. Paul: ‘Mariannhill’ wat 100 jaar geleden dan wel in Arcen begon maar in de 60er jaren een samenwerkingsverband was aangegaan met de Franciscanen in Venray. In Gods naam!

Wat ons bindt aan Mariannhill nu, na 70, 60 of 50 jaar?


Martien Duikers ligt op dit moment in Duisburg Duitsland in het ziekenhuis. Hij zag er naar uit deze reünie mee te maken. Had al iets geregeld met de verpleging voor het vervoer. Maar moest toch nog weer een aanvullende kuur ondergaan waardoor hij vandaag niet aanwezig is. Hij laat jullie allemaal groeten en weet zeker dat het een echte Mariannhiller dag zal worden, want zegt hij: St. Paul … Mariannhill …. het is toch een soort virus. Het C2M virus noemt hij het, waar de specialisten daar in het ziekenhuis ook de vingers niet achter kunnen krijgen.
Voor wie als broekie van 12 of 13 jaar naar St. Paul kwam was dat ons nieuwe ‘thuis, één groot gezin. We zaten samen aan tafel. De refter was onze gezamenlijke eetkamer. We deelden één grote slaapzaal, de studiezaal en het klaslokaal; we werkten samen in de tuinderij of het park; speelden samen volleybal of liepen een rondje door het park. Iedere terugkomst na de vakanties was een reünie ….. Een familiereünie.
Wat ons bond en ook nu hopelijk nog bindt is: het geloof in onszelf en het geloof in de goede zaak, waarvoor wij stonden, noem het: geloof in het leven; dat was het idealisme van weleer.

Hoe idealistisch zijn we nu nog?


‘Geloof in het leven’. Dat leven speelt zich af in plaats en tijd die allebei van dag tot dag veranderen 1947; 1957; 1967 was een andere wereld dan de wereld van nu. 100 jaar Mariannhill Nederland is een eeuw Kerkgeschiedenis zoals wij die voor de helft hebben meegeschreven. Ik hoorde onlangs Geert Mak zeggen: ‘Geschiedenis’ is de legpuzzel van verhalen van mensen. Ieder heeft zijn/haar eigen verhaal. Dezelfde gebeurtenissen worden door iedereen anders beleefd en dus anders verteld, opgeteld en afgetrokken, of uitgeschilderd. De stukken van mijn verhaal zullen niet passen in de legpuzzel van datzelfde verhaal door een ander verteld. Mijn verwachting van deze reünie is: dat de opeenstapeling van onze legpuzzels diepte zal geven aan de geschiedenis waaraan we allemaal hebben mee geschreven. Laat ze maar komen die verhalen! Hoe meer legpuzzels we opstapelen, hoe meer diepte krijgt ons eigen verhaal. Zoveel rijker keren we straks naar huis terug.

Het tableau van de kerkgeschiedenis 1911 - 2011


zie ik als een tweeluik: het scharnierpunt ligt middenin, 1961. Bij scharnierpunt denk ik aan de scharnier van een kerkdeur. Oerdegelijk, dik en stevig materiaal, met krullen en franje. We noemen hem Johannes XXIII
Tableau I 1e helft van deze eeuw: 1911-1961
De kerk als burcht van behoud, bastion tegen modernisme.
De Trappistenabdij Mariannhill geherstructureerd tot missiecongregatie kreeg in 1909 zijn beslag. Monniken werden Missionarissen. Het was de tijd van onze ouders, de tijd van onze jeugd, tijd van onze kerkelijke roots. We waren katholiek en niet protestant. Dat verschafte duidelijkheid.. De waarheid stond vast, er viel niets te protesteren. Eenheid was gewaarborgd. Eén kapitein op het schip. Zo ver wij ons konden herinneren was dat een Italiaan en heette hij Pius (X, XI, XII)
Tableau II 2e helft van deze eeuw: 1961 – 2011
Een nieuwe lente; de kerk als broedplaats van vernieuwing.
Onze tijd. 25 Januari 1959 bereikte ons het bericht dat Paus Johannes XXIII een Oecumenisch Concilie bijeen ging roepen. Oecumenisch in de ware zin van het woord: ‘wereldwijd/multinational/post koloniaal/multiculti.’
We waren jong en ‘aggiornamento’ sprak ons aan. De 60 er jaren. Het was de tijd van nieuwe snufjes:
• De eerste paus die uitbrak uit het Vaticaan (een nieuw fenomeen) Johny Walker,
• De eerste mens, die de dampkring doorbrak en de ruimte in ging;
• Studentenopstand in Parijs omwille van de democratie.
• Bij Organon Oss wist men een pil te maken die de wereld kon behoeden voor overbevolking.
• Mariannhill begon een eigen missiegebied in Australisch Nieuw Guinea
Een nieuwe kijk op kerk en persoonlijk geloof. En hiermee staan wij zelf met onze eigen persoonlijke geschiedenis midden in die grote kerkgeschiedenis. Als één uit jullie midden wil ik niet anders dan mijn verhaal vertellen in de veronderstelling dat jullie daar jezelf, stuksgewijs, in herkennen. En ik hoop daarmee veler verhalen los te weken.

We schrijven het jaar 1961


Ik ben in 1960 priester gewijd. Begin 1961 vertrokken we, 3 paters en de broeders Leonard Trommelen, Benedict Janssen en René Kuipers naar wat toen nog heette Territory of Papua & New Guinea (Australisch Nieuw Guinea). Ton Mulderink en Hai van Lieshout waren samen met Gérard Haffmans en Bert Kemkes een jaar eerder al die kant op gegaan. Ze hadden een jaar stage gelopen bij de paters van Steyl in 3 verschillende diocesen in New Guinea. Eind 1960 kwamen ze naar Lae en Wau/Bulolo om de paters Passionisten daar te vervangen. Lae en het Morobe District, moest onze werkplek worden.
Er zat echter een klein addertje onder het gras, dat al gauw zou blijken een slangenkuil te zijn. De Kerstening was tot dan toe geschied door Die Deutsch Evangelische Kirche. Theologie studenten van die kerk zaten bij ons in de college banken van de Universität in Würzburg. De Lutheran Church of New Guinea had haar Hoofdkwartier en bisschopzetel in Lae. Samen met Jan Aerts en Wim Sasse heb ik ruim twee jaar gezocht naar een plek waar we een nieuwe missiestatie zouden kunnen stichten zonder de Lutheraanse collega’s voor de voeten te lopen. Bergje op, bergje af, door kreken en beken, te voet, ter zee en door de lucht. In een eindrapportage aan de Romeinse congregatie voor de voortplanting van het geloof hebben we laten weten dat we geen mogelijkheid zagen nieuwe missiestaties te vestigen zonder schade te berokkenen aan het prachtige werk van de Lutheran church of New Guinea.
De Romeinse instanties lieten niets van zich horen. Lees hier over ‘The Catholic Church In Morobe’ 2006 door: Pater Frans Lenssen cmm / pag.36 evv.

Eind 1962 nam Gerard Haffmans zelf contact op met het aangrenzend bisdom Rabaul. Hij kwam overeen dat wij een aantal staties in hun gebied zouden overnemen. Samen met de bestaande parochies Lae, Wau en Bulolo hebben we wij ons eigen missionaire territoir samengesteld. Zelf was ik 5 jaar werkzaam in Wau, Bulolo en de Watut met een maandelijkse assistentie in Finschhafen, een overzees gebiedsdeel van de parochie Lae. Prachtig werk in een prachtig land, Gods’ own country.

Eind 1967 ging ik met vakantie naar Nederland. Daar waren de onderwerpen van Vat.II, de Nieuwe Catechismus en het pastoraal concilie Noordwijkerhout hét gesprek van de dag.
De mensen in Uitgeest die mij als neomist hadden toegejuicht, en voor mijn missie een buitenboord motor en de Catechismus van Vermeer, hadden mee gegeven, luisterden naar mijn verhalen. Maar niet alles werd meer voetstoots aangenomen. Ik moest me verantwoorden. Wat matigen wij, blanke mensen, wij christenen, ons aan dat we mensen in- of net uit- het stenen tijdperk onze cultuur willen bijbrengen. Wie zijn wij, katholieken, dat we denken het beter te weten dan de evangelische christenen van de Lutheran Church? Goede vragen en een vruchtbare discussie, die nieuwe vragen opwierp maar vooral ook: twijfels en weerstand! Het Amerikaanse Time Magazine en radioberichten uit Australië hadden ons redelijk op de hoogte gehouden van de kerkelijke ontwikkelingen van de 60er jaren in Nederland, … in Rome en … wereld-wijd. Maar toch …. in een wat vertráágd tempo. Toen ik in het vliegtuig van Sydney naar Amsterdam in het laatste nummer van Time Magazine een foto zag van een reclamevliegtuigje boven Rotterdam met de tekst: ‘Geen Simonis voor bisschop’ kon ik dat niet meteen plaatsen. In Arcen was St. Paul inmiddels leeg gelopen naar de overloop gebieden Mook en later Venray. Rijkserkenning van opleiding was belangrijk.
Het jeugdig idealisme van jaarlijks een nieuwe groep jongens zoals we dat gewend waren in de tijd dat we uit Brig of Würzburg op vakantie kwamen, weergalmde niet langer van de heuvels of van de voetbalvelden in Arcen.
1968 Na die vakantie, terug in Nieuw Guinea, wachtte mij een nieuwe taak. In plaats van Wau en Bulolo ging ik naar Lae…... Een andere setting…….Een boeiende uitdaging.

Hoe stond ik inmiddels zelf in de kerk?


Met mijn voeten in Burcht van behoud -- met mijn hoofd in de wolken van de Nieuwe Lente. Twee thema’s speelden een centrale rol in mijn ambtsopvatting van priester en missionaris. 
1. de andere kijk op huwelijk en seksualiteit van de mensen in Nieuw Guinea en van de bisschoppen van het 2e Vaticaanse concilie en van het thuisfront ná Vat.II.
met name de discussie rond geboortebeperking met als klapstuk: ‘Humanae vitae’
2. De RK kerk als alleenzaligmakend instituut boven andere kerken, boven andere wereldgodsdiensten.
Ik was niet de enige die worstelde met deze thema’s. Velen trokken de consequentie uit deze dilemma’s en traden uit het ambt. Voor mij zou dat betekenen een ‘in de steek laten’ van collega’s waarmee ik, door de moeizame start zo’n nauwe band had verkregen. En ik zag voor mijzelf geen concrete mogelijkheden om een nieuwe toekomst op te bouwen in het land waaraan ik inmiddels mijn hart had verloren.
Eerst veel later, na 12 ambachten en 13 ongelukken en na 20 jaar functioneren als pastoraal werker in de parochie, Hoorn, realiseerde ik me dat veel anderen met veel meer tegenslagen die weg vóór mij en mét mij zijn gegaan. Om slechts één van hen te noemen, denk ik aan Theo Koomen uit Wervershoof (St. Paul 1942 – 1947).
Eerst onlangs kreeg ik het boek in handen van deze als sportjournalist bekende Nederlander, die ook het C2M virus na 30 jaar nog diep onder de huid had zitten. In ‘God beware me’ beschrijft hij zijn boosheid om de pijn die zijn ouders is aangedaan door de kerk waaraan zij verknocht waren. Die kerk die hun dood geboren kindje niet op gewijde aarde wilde begraven omdat het niet gedoopt was. In 1984 is Theo door een verkeersongeluk om het leven gekomen. Hij heeft het bericht niet meer gelezen dat paus Benedictus VI. dit voorjaar het probleem van de ongedoopt gestorven kinderen heeft opgelost door het voorgeborchte naar het land der fabelen te verwijzen.

Oktober 1968 begon ik de procedure van saecularisatie


Als brenger van de blijde boodschap kon ikzelf niet meer blij zijn in de kerkelijk structuren. De inmiddels tot Bisschop gewijde collega, Hai van Lieshout, verzorgde voor mij de pauselijke dispensatie van de celibaatsverplichting en het daarmee samenhangende: ‘ontslag uit mijn pastorale job’.
Ik geloofde niet meer in het celibaat maar wel in het sacrament van het huwelijk. Maar daarvoor moet je met zijn tweeën zijn. En daaraan vooraf moet je zorgen voor brood op de plank en een dak boven je hoofd. Dat betekende een periode van 4 jaar materiële en geestelijke ombouw.
Die periode gaf me veel gelegenheid tot zelfreflectie. Opgegroeid in een groot katholiek gezin. In het verlengde daarvan opgevoed in een seminarie, realiseerde ik me dat ik gericht was op een heilig ontzag voor autoriteit. In Nederland van 1971 toen ik repatrieerde, ontdekte ik dat democratie en emancipatie aangeschreven mode woorden waren. Ik koos daarom bewust voor een baan en een opleiding in het maatschappelijk opbouwwerk (werken aan emancipatie, evrouwcipatie en basis-democratie).
Op 2-2-1972 kon ik ten overstaan van Pater Frans Tausch het ja-woord uitwisselen met Lotty, de vrouw, die de moeder zou worden van mijn 3 kinderen. Na 2 jaar wijkopbouwwerk in Rotterdam; en 2 jaar buurtopbouwwerk in Tegelen, terwijl ik gelijkertijd de voortgezette Opleiding Maatschappelijk Opbouwwerk in Nijmegen kon doen, werd ik in 1977 opbouwconsulent voor de R.K. parochies in de provincie Utrecht. Daar in Utrecht ontdekte ik toen een nieuw fenomeen: de functie van pastoraal werker. In 1980 kreeg ik van de bisschop van Haarlem de benoeming tot pastoraal werker voor de parochie Hoorn. De vis was terug in zijn vertrouwde vijver!

Pastoraal werker


Binnen het team van pastores was Parochieopbouw en Diakonie mijn Bachian. Hoorn was toen een bruisend, gelovig aggiornamento. Een kerk voor en van gelovigen, de tijd van de Nieuwe lente. Maar de vorst zat nog diep in de grond. De spanning tussen vooruitstrevende gelovigen en behoudende parochianen hield ons scherp. De toekomstige kerk zonder traditionele priesters was voor velen een uitdaging maar voor anderen ook een bang en onzeker vooruitzicht.

Eind vorige eeuw veroorzaakte de, door Rome nieuw benoemde, bisschoppen met hun reactionair beleid een algemene vermoeidheid bij het actieve kader en de pastores. We gingen het nieuwe millennium in, niet van zomer volgend op de lente maar terug naar de burcht van behoud, het bastion tegen progressieve krachten.
Het was weer herfst. Met mijn idealisme van weleer was ik de nieuwe lente in gevlogen. In het bisdom Haarlem vond ik een goede biotoop. Maar de laatste 5 jaar van mijn pastorale loopbaan werd het trekken aan een dood paard.

Emeritaat


Ik was blij dat ik in 1999 met emeritaat kon gaan. De kerk die me dierbaar was, had ik leren kennen in haar levende dienstbaarheid en wereldwijde en historische dimensies. Daardoor was ze me nog dierbaarder geworden. Maar ik herkende haar nauwelijks nog in het nieuwe beleid van de bisschoppen van Nederland. Wat doe je dan nog in die kerk? wordt me vaak gevraagd.
Voor mij als pensionado geldt: ………..Niets moet! Alles mag!
1. Waar mensen persoonlijk een beroep op mij doen, probeer ik hen naar mogelijkheid van dienst te zijn.
2. Ik heb mijn hobbies, een dierenweitje met een paar schapen, geitjes konijnen, kippen, en duiven. Een soort stal van Bethelehem. Was het daarmee niet allemaal begonnen? De koppeling aan een zorg boerderij voor geestelijk/lichamelijk gehandicapte jongelui geeft daaraan een extra dimensie.
3. In 2001 vroeg een neef van me om mee te gaan naar Zambia
voor een ziekenhuis-project in Sheseke. W.D. Jongens opleiden in alle vakken die met renovatie te maken hebben. (Training on the job) Ik ben daar 2x voor 3 maanden heengegaan.
Voor mij is de kerk van Christus de kerk in haar bonte kleurschakering van Fijn Gereformeerd tot de Protestantse kerk NL; van orthodox Grieks, Russisch, Servisch tot Orthodox Rooms Katholiek, en alles daartussen in.
Toen ik dit voorjaar een week vakantie genoot in Istanbul, kon ik soms de oproep van de Muze-in van de moskee nabij ons hotel, niet weerstaan. Knielend en voorover gebogen in gebed tot Alah voelde ik me geen vreemdeling tussen deze Moslim gelovigen. Mijn vaste stek op zondagmorgen, is het cultureel centrum waar ik zelf 13 jaar lang ben voorgegaan om de nieuwe lente te bejubelen.

Hoe gelovig zijn we vandaag nog?


Ik heb voor mezelf geprobeerd in ‘kort’ bestek daarvan iets te laten zien. Geloof is geen leersysteem maar een levenswijze. Ik ben zeker dat ook in jullie verhalen dat zal doorklinken.

En wat is onze missie nú? onze roeping?


Bij de doop werd ons een kaars overhandigd ten teken dat we het licht zouden zijn in de wereld. Die wereld om ons heen heeft zoveel eigen licht dat ons kaarsenvlammetje nog nauwelijks gezien wordt. We hebben al moeite genoeg om ons eigen vlammetje brandend te houden. Het symbolische zout ‘jullie zijn het zout der aarde’. Zout: tegen bederf ... is de vroegere zoutgroeve echt bescherming tegen de nucleaire besmetting die onze wereld bedreigt. Hoe dragen wij onze wereld over aan ons nageslacht? Zout: smaakmaker … Je vindt het niet meer terug in de aardappelen of in het brood. Maar het maakt alle verschil of het er in zit of niet.
Het was nooit onze roeping: gedragen te worden op de sedis gestatoria boven de hoofden der mensen. Maar, lees ik in Mk 9; 50: Toen zijn leerlingen onderling heibel maakten over hun functie en status sprak de Heer hen toe: ‘Hebt zout in Uzelf en leeft in vrede met elkaar.’
Ista missio est! Ite missa est. Deo Gratias!

Jan Admiraal,
Arcen, 23 september 2011
 
Jan Admiraal tijdens zijn speech 100 jaar St. Paul Nederlandse Studenten Studenten aan het werk. Nieuwbouw ingang van St. Paul Oorlogsschade St. Paul De achterkant van St. Paul Voorkant van St. Paul Biddende Trapisten Mariannhill Jonge priesters op St. Paul Jan Admiraal vertrek Papoea Nieuw Guinea De eerst missionarissen Missieteam 1957 Piet Kuypers, Benedict Jansens, Wim Sasse, Leo Trommelen, Jan Admiraal,en Jan Aarts. Klooster Eijsden Afbraak St. Paul Groepsfoto studenten Mook Nieuw klein seminarie in Venray.  Opening klein seminarie Venray.