Gerard Willemse
Curriculum Vitae
1931 Geboren in Uitgeest1946 Missionarissen van het H. Hart in Driehuis
1947-1953 Klein seminarie St. Paul in Arcen
1953 Noviciaat St. Paul in Arcen
1954-1959 Groot seminarie in Würzburg
1959 Priesterwijding in Grubbenvorst
1959-1962 Surveillant/rector in Mook
1962-1967 Rector in Venray
1967-1970 Overste van St. Paul in Arcen
1970-heden Met twee korte onderbrekingen Provinciaal overste.
2015 Overleden in Arcen
Van Uitgeest via Driehuis naar Arcen
Gerard komt uit een gezin van vier kinderen. Zijn vader was kapper. De keuze voor het seminarie was voor Gerard een logische stap in zijn jeugd. Hij voelde zich als kind al aangetrokken tot de kerk en was al misdienaar. Hij had een vaag beeld van het ambt, maar was toch vastbesloten. Hij koos er in eerste instantie voor in de omgeving van Uitgeest naar het seminarie te gaan. Het verblijf bij de missionarissen van het Heilig Hart in Driehuis verliep voor Gerard echter teleurstellend, hij verliet het seminarie in Driehuis. Desondanks wilde hij toch missionaris worden. O.a. via Siem Rodenburg kwam hij in contact met pater Chrysantus uit Alkmaar die met hen een boottochtje op het Uitgeestermeer maakte en hen informeerde over het klein seminarie in Arcen. Voor Gerard de aanleiding student op St. Paul te worden. Dit internaat beviel hem direct. De paters die hen begeleidden waren nog jong, je voelde je vrij en het klooster lag in een prachtige omgeving. Het viel hem wel tegen dat hij het eerste jaar niet mocht overslaan vanwege zijn jaar in Driehuis. Het gymnasium doorliep Gerard verder met groot gemak. Hij zat in een plezierige groep. Het was een mooie tijd.Op weg naar de missie
Na het beëindigen van het gymnasium verbleef Gerard ook nog een jaar in Arcen voor het noviciaat. Hij vond het zonde van de tijd. De jaren op het groot seminarie in Würzburg vond hij wel zinvol. Hij kreeg les aan de universiteit van Würzburg van interessante en goede professoren in theologie en filosofie.Hij had er minder vrijheid dan hij in Arcen gewend was. Na het verblijf in het Pius X seminarie in Würzburg werd hij samen met nog 4 andere klasgenoten in Grubbenvorst door Mgr. Moors van Roermond tot priester gewijd. Terwijl hij verwachtte uitgezonden te worden naar Papoea Nieuw Guinea, vroeg de overste hem een jaar studenten te begeleiden in het nieuwe onderkomen in Mook. Daarna zou hij ook naar Nieuw Guinea vertrekken zoals een paar groepsgenoten. Na een jaar raakte de rector Giel Warmerdam overspannen en werd Gerard gevraagd deze functie tijdelijk over te nemen. Het tijdelijke karakter werd echter omgezet in een definitieve functie.
Van bloei in armoede naar armoede in luxe
Eind jaren ’50 besloten steeds meer jongens zich bij Mariannhill aan te melden en werd St. Paul overvol. Mede omdat de studenten in Arcen geen eindexamen konden doen, omdat de school niet erkend was, was besloten de priesterstudenten elders te huisvesten. Het werd Mook. Daar konden de studenten bij de paters Passionisten het gymnasium volgen. Zij hadden erkenning aangevraagd en de verwachting was dat deze ook toegekend zou worden. Met de start van 70 priesterstudenten was het druk in Mook. Het internaat bestond uit een villa en een paar in allerijl uit de grond gestampte barakken, waar normaal gesproken boeren hun vee in onderbrengen. Ze waren opgebouwd uit betonblokken met asbestplaten erboven. Door gebrek aan isolatie was het ’s zomers snikheet en ’s winters steenkoud. Aanvankelijk was er zelfs nog geen slaapzaal en moesten de jongens iedere dag naar de andere kant van het dorp lopen om er in het patronaat te gaan slapen. Ook een recreatiezaal ontbrak. Deze is later nog toegevoegd en fungeerde zondags ook als kapel. Door de week gingen de studenten naar Molenhoek naar de kerk. Douchen deden de studenten iedere zaterdag bij de Passionisten. Terwijl ook Pater Gerard het onderkomen onverantwoord vond, droeg hij als rector wel de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van het internaat, terwijl hij zelf nog geen 30 jaar oud was. Hij kreeg soms klagende en huilende ouders die het maar moeilijk konden verwerken dat ze hun zoon daar achter moesten laten.Het verblijf in barakken zou maar van korte duur zijn, maar heeft intussen toch drie jaar geduurd. Terwijl eerder Mgr. Moors, bisschop van Roermond, toegezegd had dat Mariannhill in Mook een nieuw internaat-seminarie mocht bouwen bleef de vergunning daarvoor echter uit. Binnen het bisdom waren toch de nodige bezwaren gerezen. De erkenning van het gymnasium van de passionisten liet ook op zich wachten en de leiding van de school had beslist om ook meisjes op de opleiding toe te laten. Deze ontwikkelingen samen leidden tot het besluit een nieuw seminarie te bouwen in Venray i.p.v. in Mook. In Venray werd aansluiting gevonden bij de paters Franciscanen. Zij bezaten een lyceum voor jongens dat al jaren erkend was en een goede reputatie had. Eind ’62 werd de nieuwbouw opgeleverd en konden de studenten verhuizen. De eerste maanden van het studiejaar ’62-’63 reed dagelijks een bus tussen Mook en Venray om de studenten vice versa te vervoeren.
In vergelijking met het onderkomen in Mook was het verblijf in Venray de ‘hemel op aarde’. Het was een prachtig en ruim gebouw met alle noodzakelijke ruimte en voorzieningen. Er waren 2 slaapzalen, 2 recreatiezalen, een sportzaal, een studiezaal, een eetzaal, een grote keuken met afwasmachine en douches. Ook was er prachtige kapel aangebouwd. De studenten hoefden de deur niet meer uit om te gaan douchen en om naar de H. Mis te gaan. De samenwerking met de Franciscanen verliep goed. De opleiding was in orde en er waren ook opleidingsmogelijkheden voor die jongens waarvoor het gymnasium te hoog gegrepen was. Het gebouw was afgestemd op groei, terwijl het studentenaantal door teruglopende aanmeldingen kromp. De snelle terugloop van het aantal aanmeldingen bleek een landelijk verschijnsel te zijn. Het slinkend aantal studenten in een te ruim gebouw had ook een negatief effect op de sfeer. Omdat de ruimte in Mook beperkt was ontstond een hecht groepsgevoel en groepsactiviteit zonder veel privacy. Door de ruime opzet en vele mogelijkheden ontstond er in Venray een individualiseringsproces waarbij een groepsgevoel niet vanzelf ontstond maar georganiseerd moest worden door activiteiten.
In ’67 werd besloten de juvenisten van de vakopleidingen ook te laten verhuizen van St. Paul in Arcen naar Venray. Daarmee werd het gebouw weer beter gevuld. Toch werd de situatie steeds moeilijker houdbaar. Voortzetting van het internaat veroorzaakte een groeiend financieel probleem. Ook waren er te weinig eigen mensen om de jongens te begeleiden en groepsleiders van buiten aantrekken kostte teveel. In 1968 werd besloten te stoppen met het internaat. Het bleek bovendien dat het internaat intussen al jaren nagenoeg geen nieuwe priesters en broeders had opgeleverd. Dat maakte het gemakkelijker om alle 60 jongens naar huis te sturen. De paters en broeders die daardoor niet meer in Nederland nodig waren konden nu ook naar de missie vertrekken.
Nieuwe bestemming St. Paul
Pater Gerard verhuisde in 1967 van Venray naar Arcen. Hij werd overste van St. Paul. Nu de juvenisten vertrokken waren, was St. Paul nagenoeg leeg komen te staan. Het bevatte 180 ha, een groot klooster en een boerderij. Externe adviseurs die Pater Gerard en provinciaal Pater Frans Tausch betrok, hadden becijferd dat de bestaande situatie geen enkele toekomst had. De boerderij bleek meer geld te kosten dan het opbracht. Het klooster bleek moeilijk een nieuwe bestemming te kunnen krijgen. Doorgaan op dezelfde voet zou een faillissement voor Mariannhill betekenen met grote consequenties.Gaandeweg groeide het idee om aan St. Paul een vakantiebestemming te geven. Het ligt in een mooie omgeving en er was veel ruimte voor vakantiehuisjes. Een vakantiepark zou voldoende moeten kunnen opbrengen om Mariannhill te kunnen financieren. Pater Gerard en pater Frans Tausch werden in deze tijd door omstandigheden steeds meer een ondernemer. Zij omringden zich met een commissie van interne en externe deskundigen die dit idee verder moest uitwerken en de haalbaarheid ervan moest uitzoeken. De plannen brachten grote financiële risico’s met zich mee.
Onder regie van een nieuw gevormde stichting zijn bungalows, een campingwinkel, bar, restaurant, een zwembad en later een thermaal bad verrezen.
Voor de paters en broeders van Mariannhill is een overzichtelijk bungalow-complex met een kapel gebouwd. Het park werd een succes. Het park is in 2006, net voor de economische crisis, voor een goede prijs verkocht aan ‘Roompot’ vakantieparken. Met de opbrengst kan Mariannhill niet alleen de eigen mensen blijven huisvesten en onderhouden, maar ook geld besteden aan projecten in overzeese missiegebieden.
Toekomst van de kerk
Als provinciaal overste was Gerard bij allerlei overlegsituaties betrokken met andere ordes, congregaties en maatschappelijke organisaties in Nederland. Hij constateert dat de Kerk in Europa steeds verder inzakt. Het instituut is teveel naar binnen gekeerd en is de aantrekkingskracht verloren. Het feit dat er weinig nieuwe priesters bijkomen heeft niet alleen met het celibaat te maken, maar vooral met het ‘alleen zijn’. Bij het zoeken naar uitwegen en nieuwe perspectieven wordt onvoldoende gelet op de traditionele sociale functie die de Kerk vervult. Om te overleven worden tegenwoordig te gemakkelijk meerdere parochies samengevoegd en kerken afgestoten. Volgens pater Gerard verliest de Kerk daarmee haar sociale functie. Vroeger ontmoetten mensen elkaar in de kerk en vooral na afloop van de mis. Niet voor niets staan er overal cafés tegenover de kerk. Door de samenvoegingen kennen de mensen elkaar niet meer. Pater Gerard probeert in de kapel in Klein Vink deze sociale functie nog te vervullen. Doordat pater Gerard regelmatig de paters en broeders in Afrika en Papoea Nieuw Guinea ontmoet ziet hij hoe de Kerk daar wel leeft en deze sociale functie nog wel vervult. Daar worden ook nog nieuwe priesters gewijd. Deze maken meer deel uit van de gemeenschap dan de Europese missionarissen.Gerard als baken van Mariannhill
Reeds op jonge leeftijd kreeg pater Gerard een grote verantwoordelijkheid binnen Mariannhill. Door omstandigheden kreeg hij de leiding over een grote groep priesterstudenten in een erbarmelijk onderkomen in Mook. De onzekerheden rondom de toekomstige huisvesting maakten het niet gemakkelijker. De terugloop van het aantal studenten in combinatie met de toenemende financiële problemen dwongen hem drastische besluiten te nemen. Hij heeft zich daarbij steeds omringd met de juiste adviseurs met enerzijds creatieve ideeën en anderzijds financieel economische inzichten. Dit heeft geleid tot prachtige oplossingen die zowel voor de samenleving nuttig zijn en als voor Mariannhill een redding. Pater Gerard is een realist gebleken die situaties goed kan overzien en daarbij de kansen en risico’s kan inschatten. Hij heeft een groot acceptatievermogen en past zich aan nieuwe situaties aan. Het menselijke en collegiale aspect prevaleerde bij hem, waardoor hij veel bij anderen gedaan krijgt. Hij heeft dat ook nodig omdat hij veel aan anderen wil delegeren. Hij plaatst daarmee anderen op de voorgrond en blijft zelf op de achtergrond.Zijn lichamelijke conditie neemt af, maar zijn geest is nog fris. Hij herinnert zich nog veel mensen en situaties, is op de hoogte van belangrijke huidige ontwikkelingen en heeft nog een heldere visie over een toekomstig perspectief.
22 mei 2013.
Zie ook HALLO 9