1955 Noviciaat Eijsden
1954 Aankoop ‘Kasteel Breust-Eijsden’ Limburg vlakbij Belgische grens
De geschiedenis van het kasteel in Breust gaat terug tot een domanaile hof uit de Karolingische tijd rond het jaar 751. In de veertiende eeuw werd ‘de hof’ enkele honderden meters naar het zuiden geplaatst op een beter verdedigbare plaats. De prachtige Martinus kerk van Breust werd gebouwd en ten zuiden ervan een groot huis aan het riviertje de ‘Bak’ waar het water opwelt. De ligging was haaks op de rivier de Maas op een verhoging.Na 1619 is het huis gesloopt en herbouwd als kasteel met drie vleugels met grachten omgeven. De oostzijde was een geopende binnenplaats. Een afbeelding vind men op een kaart van Tranchot uit het begin van de 19de eeuw. De zuidvleugel werd spoedig afgebroken en ging samen met de binnenplaats een terras vormen. Uit de kadastrale minuut blijkt dat een op de noordoost hoek een uitspringende toren stond, terwijl op de zuidwesthoek een uitspringende ronde toren was. Het L-vormige gebouw met het rechthoekige terras behield aanvankelijk zijn omgrachting. De grachten stulpten aan de noordzijde uit tot een vijver die door een warme bron werd gevoed en het water leverde voor een beekje. Op het ruime omringende terrein stonden aan de oostzijde nog een tweetal opstallen. Aan het einde van de 19de eeuw werd het gebouw een Kapucijnenklooster waarin de Franse zusters Franciscanessen hun domicilie hadden.
Het overvolle St. Paul barste uit zijn voegen. Besloten werd het ‘Noviciaat’ over te plaatsen. Begin 1954 werd het kloosterpension gekocht van de Franse Zusters Franciscanessen een 10 tal km van Maastricht. De gemeenschap op St. Paul werd zelden Missionarissen van Mariannhill genoemd. Vaak’ paters van Klein Vink of paters uit Arcen’. In de maatschappij werden ze meestal Mill-Hillers genoemd naar de meer bekende naam in Nederland van de Congregatie van de Missionarissen Mill-Hill. Ook zij droegen een zwarte toog met rode sjerp. Om meer duidelijkheid en bekendheid te krijgen werd voor dit tweede huis in Nederland de naam Huize ‘Mariannhill’ gekozen.
De zusters Franciscanessen waren bezig met het inpakken voor vertrek, terwijl de eerste kwartiermakers arriveerden. Dit waren de zojuist benoemde 1ste Nederlandse Provinciaal pater Remigius Peeters, welke voorheen 3 perioden superior op St. Paul was geweest. Hij werd daar opgevolgd door Pater Leopold Al. Pater Polycarpus Versteijlen voor PR, o.a. blad ‘Pioneers’ en om gelden te verwerven voor de financiering en broeder Johannes om contacten te leggen met de middenstand. Eveneens aangesteld als voorlopige kok, tuinman, klusjesman en het badhuis schoonhouden t.b.v. gasten die daar wekelijks gebruik van maakten. Er was nl. een eigen warmwaterbron welke diende voor een publiekelijk badhuis dat tevens diende als inkomsten. De externe tuinman nam men van de zusters over. Hij verzorgde de tuin en boomgaard, alsmede paden.
Het zojuist ontstane ‘Provincialaat van de Nederlandse Provincie van Mariannhill’ werd hier gevestigd. Pater Remigius nam, voortvarend de algehele leiding in Nederland ter hand. Hier in Eijsden toonde hij wederom zijn stuwkracht van het nieuwe missiehuis. Contacten met de plaatselijke en regionale overheden zowel kerkelijk als openbare lichamen m.n. de bisschop van Roermond en de gemeenten Arcen en Eijsden. In korte tijd verwierf pater R. Peeters een grote populariteit onder de Eijsdenaren. Zijn voortdurende zorg waren de financiën van de Nederlandse Provincie.
Na een maand kwam ook pater Clemens de Man in Eijsden. Hij werd tijdelijk zielzorgers bij de zusters Ursulinen, enige honderden meters van Huize Mariannhill. Enkele jaren later werd hij rector bij de zusters in Well.
Het kasteeltje moest grondig worden verbouwd, maar in de laatste 100 jaar zijn maar weinig Mariannhillers in een kant en klare woonstee getrokken. Na wat noodzakelijke aanpassingen vertrokken vanuit St. Paul op 9 september 1954 naar het nieuwe noviciaat 10 frater- en 10 broedernovicen onder leiding van pater magister Hermenegild Peters.
1955
In de kronieken staat bij het jaar 1955: Vivat, Floreat, Crescat (het leeft, bloeit en groeit). Het culturele element onder de gemeenschap kwam tot volle bloei met name toneel en muziek. Ook de Maastrichtse toneelacademie bracht de toneelkunst op een hoger niveau. Kunst werd in de vorm van beelden en gebrandschilderde ramen aangebracht. Koorzang trok zich hieraan op. Stimulator en kunstliefhebber hiervan was Pater Clemens. Mede geïnitieerd door de nieuwe huisoverste, maakten twee jonge kunstenaars tegen kost en inwoning een aantal wandschilderingen in de lokalen.Een jaar later, september 1955, werd het huis omgetoverd door een ploeg vakbroeders van St. Paul, tot een geriefelijk oord, waar ‘de bloem van Mariannhill in Nederland’ in alle dorpse rust kon floreren. Een kleine 15 jaar daaropvolgende zou ‘Eijsden’ ruim 120 novicen te verwerken krijgen. Het noviciaatshuis ’Mariannhill’ verwierf enige regionale bekendheid door exploitatie van het badhuis gevoed door een warmwaterbron. Verder door assisteren van de paters in de omliggende parochies.
Bij de burgerlijke bevolking is vooral bekend het ‘Brüderke’ van de Mariannhill. Hij was een uitstekend timmerman en meubelmaker. Menig Eysdenaar heeft wel een nieuwe tafel en stoelen van zijn hand of een reparatie in deze. Vele jaren later vertrok hij op missie naar PNG. Tijdens zijn vakanties ging hij terug naar zijn Eijsdenaren waar hij nog immer goede banden onderhield. Zodanig dat nog, dat de Jonkheid van Breust na zijn dood (hij werd vermoord in PNG) een grote kei van 4.000 kg heeft laten plaatsen waarin een marmeren plaquette van Ger Hafmans is geplaatst vlak bij de plek waar het huis ‘Mariannhill’ heeft gestaan.
In 1955 werd nog een aankoop in Eijsden gedaan en werd Huize ‘St. Jan’ genoemd. Het was het grote klooster van de Orde van Franciscanen. Dit 2de gebouw: ‘Huize St. Jan’ in Eijsden, was bestemd als groot seminarie. Zelfs een superior werd benoemd; pater Switbertus van de Werf. Het gebouw was in gebruik als woonoord voor Zuid-Molukkers- of Ambonezen. Wat lag meer voor de hand dan hier het toekomstige scholasticaat te vestigen? De aankomende filosofie- en theologie professoren zouden spoedig van de Romeinse, en over een paar jaar van de Nijmeegse collegebanken afkomen. Nou ja, de hiertoe voorbestemde, of uitverkoren, knappe koppen, de fraters Paulus Lutte, Jozef Duijkers en Ambrosius Lenssen zouden over een aantal maanden tot priester worden gewijd en dan hun doctoraalstudies in Nijmegen gaan beginnen. Nogal veel toekomstmuziek dus, maar die klinkt mooi ..….
Vooral het onderhoud van dit immens grote klooster met de nodige aanpassingen en het opleiden van professoren gaan en hoop geld kosten! Dit was en is een blijvende zorg voor de leiding. St. Paul tenslotte gonsde als een bijenkorf van veelbelovende Mariannhiller generaties!
Lange tijd werd het gebouw verhuurd aan de staat voor bewoning van Ambonezen welke aan de zijde stonden van Nederland bij de overdracht van Indonesië. Het werd echter nooit in gebruik genomen. In 1968 werd het immense gebouw verkocht.