1950 Groei en Bloei Sint Paul

 

Inleiding 

Vijf jaar na de 2e Wereldoorlog was voedsel, door de organisatie ‘voedselvoorziening’ van de staat, inclusief drinkwater voor eenieder toereikend. Materialen voor gebouwen en reparatie en vernieuwingen aan machines kwam met ‘mondjesmaat’ beschikbaar. Onderwijs en fabrieken konden weer primitief functioneren. De landbouwproductie werd door de staat enorm gestimuleerd. De infrastructuur was grotendeels hersteld: zoals het landelijk stroomnet. De grote vaarwegen weer bevaarbaar en sluizen voldoende hersteld. Het wegennet was slecht, er was 5 jaar geen groot onderhoud gepleegd, meestal primitief hersteld vanwege materiaal tekorten. Gelukkig waren er na WO II nog maar 30.000 auto’s en dan nog zwaar verouderd. Voor zover nog mogelijk waren kerken, scholen, overheids- en zorggebouwen weer geopend. Telefoon en postkantoren functioneerden weer. Veel huizen en gebouwen hadden weer elektriciteit, anderen die voordien nog geen aansluitingen hadden konden worden aangesloten, mits er voldoende aansluitingsmateriaal was. Aanvoer van grondstoffen voor verwarming, voedsel, kleding en huishoudelijke apparaten kwam op gang. Distributie via import, groothandel en winkels ter plaatse functioneerden weer. Vaak was er nog schaarste, maar overal waren er goede reparatiezaken. Met andere woorden: men kon leven en meestal voorzien in zijn eigen levensonderhoud.

Bijzonder was dat de Nederlandse Staat, emigratie bevorderde en zwaar subsidieerde. Een overtocht naar Australië bv kostte in guldens nog geen f 130,-. In totaal vertrokken een kleine 500.000 jongere personen en gezinnen, voornamelijk naar Australië, Canada en Frankrijk tussen 1950 en 1960. Reden: geen toekomst in het arme, uitgeputte en verwoeste Nederland. Het gehele arsenaal aan vervoermiddelen op St. Paul bestond uit ca. 10 oude fietsen!

September 1949, juvenisten opleidingen op Rijksniveau


Er kwam een oplossing voor de beroepsopleidingen en deze werd vlak bij huis gevonden. Namelijk het opleidingshuis van de ‘Broeders van Zeven Smarten’ uit Voorhout welke vlakbij in Wellerlooi een Rijks erkende school hadden. De parken van beide huizen grensden aan elkaar, gescheiden door de klein riviertje ‘De Roobeek’. Een klein loopbruggetje verbindt de beide landgoederen. Hiermee kon het eigen en verouderde leersysteem ingeruild worden voor een beter en Rijks erkend technisch- en middelbaar algemeen onderwijs. Hierdoor kregen zij een stevige basis voor hun toekomstige levensmissie. Elke ochtend vertrok een flinke groep juvenisten, bijna twee decennia, door het park over het aanvankelijke wankele bruggetje naar de overkant. De leerlingen waren over het algemeen, alsmede de leiding op St. Paul, zeer content over hun opleidingen en de onderlinge goede contacten. Naderhand bleek dat ook bewaarheid in het effectieve leven, zowel van de broeders als degenen die niet religieus werden.

1950


Op St. Paul bleef men bouwen, bijna altijd draaide er ergens wel een cement molen. Onder architectonische leiding van Pater Martin van de Kolk werd de koestal volledig gemoderniseerd met o.a. automatische drinkbakken. Daarna bouwde hij in de tuinderij, waar broeder Engelhard de septer zwaaide, een nieuw tuinhuis met kassen.
Martin werd geboren op 7 juni 1911 als zoon van een landbouwer uit Wanroy. Op 25 maart 1947 werd hij priester gewijd hij was zgn. een late roeping. Na zijn priesterwijding werd hij leraar op St. Paul o.a. godsdienstles en Bijbelse geschiedenis.
In 1950 werd pater Martinus van de Kolk samen met pater Benno Vriens, (geboren 1 november 1916 en priester gewijd 3 juli 1949) vanuit St. Paul op ‘missie’ gezonden naar Zuid Afrika. Hun ‘missie’ eindigde bij hun overlijden. Pater Martin stierf 7 november 1978 en pater Benno op 1 september 1992. Beide zijn begraven op de begraafplaats van Missiehuis Mariannhill in Zuid Afrika waar ook de Stichter van de Congregatie Abt Franz Pfanner begraven ligt.

1951

Vanaf 1950 kwam er in Nederland voldoende materieel op de markt om de oorlogsschade te herstellen en vernieuwingen toe te passen. Missiehuis St. Paul kreeg een nieuwe cv installatie. Deze werd aangelegd door de vakbroeders van smederij, metaalbewerking en elektriciteit. Die verzorgden tot dan toe ook de gehele eigen stroomvoorziening. Broeder Marius had de algemene leiding hiervan. Hij werd geassisteerd door de tweeling broeders Gerrit en Gerard Janssen. Voor deze operatie startte had broeder Marius, als autodidact een jarenlange schriftelijke polytechnische cursus van PBNA gevolgd. Avonden en nachten had broeder Marius daarvoor gestudeerd en overdag zijn normale werk gedaan. (Een cursus op ingenieursniveau). Vóórdat hij met de aanleg begon van de centrale verwarming had hij alle tekeningen en berekeningen voor de leidingschema’s gereed en de grootte van de radiatoren berekend met een rekenliniaal. Bij de keuze van materialen zoals leidingen, kranen, ketels en pompen e.d. werd hij extern geadviseerd. Bij het in werking stellen van de nieuwe centrale verwarming bleek dat bij sommige lasverbindingen of koppelingen niet waterdicht waren.

In de eerste paar dagen na het opstarten dienden zij een paar maal bij nacht en ontij hun gereedschap op te nemen, soms nog in toga, om onheil te voorkomen.
Assistentie kreeg broeder Marius van de broeders van de timmer- en meubel werkplaats onder leiding van Broeder Leonard Trommelen. Zij zorgden voor honderden doorvoergaten in muren en plafonds. Tegelijkertijd werden alle kozijnen, deuren en ramen die door de oorlog waren beschadigd gerestaureerd of vernieuwd. Er was inmiddels voldoende materiaal op de markt in Nederland. In de lange donkere gangen werden ramen aangebracht, zodat er daglicht in de gangen viel. De klaslokalen kregen hierdoor een vriendelijker aanzien.

1952 De nimmer versaagde versierders van St. Paul


De broeders Jozef (uitgetreden), Sjef Verhees en Ton van Heugten waren altijd de versierders van St. Paul geweest. In hun witte kleding, duizenden malen trapladder en steiger op en af, schilderden zij de lange donkere gangen in lichte pasteltinten. De grote rijen raamkozijnen aan de buitenzijde, alsmede kozijnen en deuren werden vakkundig onder handen genomen. Voor de juiste kleuren en kwaliteit verf, zowel de binnen- als buitenkant, lieten ze zich extern adviseren door een kleurendeskundige van de schildersopleiding uit Venlo-Blerick.
Sinds 1945 werkte het koppel, de broeders Sjef en Ton, op St. Paul. Hulde aan deze versierders die steeds zichtbaar waren maar nooit op de voorgrond traden. Jaren later ging broeder Ton van Heugten nog jaren ‘op missie’ naar Mariannhill in Zuid-Afrika. Daar kwam zijn gedegen kennis van schilderen hem jaren van pas. Zowel in Mariannhill als op vele staties. Tevens droeg hij zijn kennis over aan blanke en gekleurde Afrikanen. Broeder Sjef Verhees heeft, nadat het grote klooster was afgebroken, nog een andere ‘missie ‘op St. Paul succesvol vervuld. Lees de geschiedenis van St. Paul na 1968.

1953 Aansluiting openbare elektriciteitsnet


De PLEM (Provinciale Limburgse Elektrische Maatschappij) voerde, een landelijk uniform stroomnet 10.000 KV en gereduceerd voor gebruik tot: 220 Volt voor verlichting en 380 Volt voor het machine park. Missiehuis St. Paul en al zijn bedrijven werden aangesloten via een dikke ondergrondse kabel. Het installeren van leidingen, verdeel- en zekeringskasten, aan- en uitschakelaars op alle bedrijven en lokalen en andere ruimten, werd wederom uitgevoerd onder leiding van broeder Marius met adviezen van de PLEM. Een knap staaltje van vakmanschap, zeker als men ziet hoe de gehele ombouworganisatie systematisch werd uitgevoerd. Eveneens de planning en operatie van ombouw van motoren voor apparatuur en vernieuwde bedrading, in keuken, stallen en werkplaatsen met soms ingewikkelde aanpassingen. Dit terwijl de dagelijkse werkzaamheden gewoon door moesten gaan. Broeder Marius had, sinds 1945, zijn kamer boven achter de eerste kapel, vlak bij de eigen elektriciteitscentrale. Een grote dieselmotor met een enorm vliegwiel, die hij trouw elke ochtend tussen 4.30 en 5.00 uur opstartte en ‘s avonds na 10.30 uur stilzette.

Achteraf beseften velen pas welke ware praktische autodidact ‘broeder Marius’ was.
Zijn kale en primitieve kamer, met bed, tafel, stoel,kachel en met een kruisbeeld aan de wand, kreeg vele jaren later een stille doch een geheel andere hardwerkende broeder als bewoner.
Een man die het werk van broeder Marius op de voet volgde was overste pater Remigius Peters. Heel vaak zag je hem bij broeder Marius op bezoek in de werkplaats, in het werk of soms op zijn kamer. Dat laatste zal wel over zijn plannen, materialen en financiën zijn gegaan. Evenzo kwam deze ‘pater superior’, al wandelend en brevierend, regelmatig een praatje maken bij menig leidinggevende broeder op de boerderij, tuinderij en werkplaatsen. Soms fietste hij naar de landerijen, waar de broeders zwoegden in hun dagelijkse arbeid. De geleverde inspanningen van de afgelopen jaren leverden sneller goede resultaten op zoals zal blijken uit onderstaande beschrijving.

Door de nieuwe stroomvoorziening had broeder Vincent in de stallen niet alleen een goede verlichting maar ook meer zekerheid met de automatische melkinstallatie voor het melken van de koeien. Uitbreiding van apparatuur voor hygiëne, koeling van de verse melk en ventilatoren voor een klimaat in de stallen, leverde een hogere productie en daardoor ook een beter inkomen op voor St. Paul. Mede door technische research op de landbouw Universiteit Wageningen kwam apparatuur op de markt om de kwaliteit van de melk te meten en tevens het vet en eiwit percentage vaststellen. Hierna werd dan ook de prijs uitbetaald. De universiteit liet zien dat aangepaste voeding aan de dieren en hogere productie opleverde. Hierbij kreeg hij regelmatig steun van iemand van de Rijksvoorlichtingsdienst van de Hogere Agrarische Hogeschool uit Horst.

Broeder Vincent kon deze kennis omzetten in het veebedrijf waarvoor hij verantwoordelijk was. Hij berekende de opbrengst per koe. Door de verkregen uitkomsten kon broeder Vincent zien welke koeien, (de gekregen en gefokte koeien na 1945) rendabel waren. Iedere goede veehouder weet dat veranderingen en aanpassen met fokken van een ander ras jaren inspanning vergt. Hij nam de juiste beslissingen in goed overleg met vakmensen. Geleidelijk verkocht hij de roodbonte MRY koeien en kocht zwart bonte koeien uit het noorden van het land, van goede afstamming met de bijbehorende melklijsten en fokte hiermee verder.
De melkproductie hiervan was aanmerkelijk hoger. Daarbij kocht hij een goede fokstier waarvan de vererving bekend was. Waarom Vincent voor natuurlijke bevruchting koos is deze schrijver onbekend. KI (kunstmatige inseminatie) werd veelal toegepast. Bij opheffing van het grote klooster ‘St. Paul II’ was dit nog de enige levensbare afdeling die gecontinueerd kon worden. Veel dank aan broeder Vincent en de zijnen voor hun inspirerende inzet, visie en aanpak van het werk.

De varkens fok-en mesterij onder leiding van broeder Adelbert maakte eenzelfde vakkundige aanpak mee, door adviezen van de ‘Rijksvoorlichtingsdienst voor de Varkenshouderij’. Met het nieuwe stroomnet werden in de stallen tevens enkele vernieuwingen doorgevoerd o.a. ‘kraamkamers’ voor de biggen. Veiligheid en moderne warmtelampen verminderden de uitval van de ‘worp’ der zeugen. Een betere en nauwkeurige voedingswijzer werd geïntroduceerd.

In de glazen kassen kon broeder Engelhard en zijn metgezellen, met kunstlicht en door adviezen van de ‘Rijksvoorlichtingsdienst voor Tuinbouw’ met nieuwe zaden en plantenvoeding een permanente kweek van groenten verbouwen voor een meer en constantere aanvoer naar de keuken. Daardoor kregen de bewoners van St. Paul meer verse groenten en een gevarieerder aanbod op hun tafel geserveerd. Het meest blij was chef-kok broeder Alfons. Door het nieuwe stroomnet was er een constante spanning van de elektriciteitsnet. Voor hem en zijn keuken brigade was dat een eerste vereiste omdat exacte temperatuurregeling de beste resultaten geven voor hun inspanningen. Tegelijkertijd werden nieuwe roestvrije stoomketels geïnstalleerd, waarbij de voedselwaarde veel minder inboette bij de bereiding. De keukenuitrusting werd niet alleen aangepast, maar ook de opstelling werd naar huidige maatstaven uitgevoerd. Nieuwe kleine elektrische apparaten deden hun intrede en verving veel handwerk.

Bij broeder Bernard Linders in de bakkerij waren minder ingrijpende vernieuwingen nodig. Wel brachten aanpassingen bij de regelbaarheid van temperatuur meer zekerheid. Enkele machines van dertig jaar of ouder werden vervangen. Hierdoor profiteerden ook zij van de ombouw. Hun broden en aanverwante artikelen kregen een constante kwaliteit, visueel zichtbaar op de kloostertafels en zeer gewaardeerd door de kloosterlingen en leerlingen.

In de werkplaatsen werd op de bestaande machines nieuwe krachtige 380 Volt wisselstroom motoren gemonteerd. De machines leverden, door constante hoge toerentallen, gaver gezaagde planken af zonder happen erin. De schaafbank leverde zuiver glad geschaafde balken en de freesmachine kon subliem afgewerkte lijsten en profielen produceren. Heel veel handschuurwerk werd hiermee uitgespaard. De krullenjongens (aspiranten) konden hierdoor nuttiger ingezet worden. Verfijnd lintzagen en frezen leverde schitterde werken af, waar ook de schilders weer blij mee waren. Op hun beurt konden zij genieten van hun perfecte glad afgeleverd schilderwerk.
Tegelijkertijd werd op alle machines op St. Paul, conform de Nederlandse wet ‘Beveiliging op machines´, een aangepaste werkbeveiliging, geïnstalleerd. Externe inspecteurs gaven niet alleen uitleg maar deden praktisch voor, hoe hiermee om te gaan. Aan een veilige werkwijze werd hiermee voldaan om zoveel mogelijk ‘ongelukjes’ te voorkomen. Soms kwam ‘pater superior’ in de werkplaatsen en sprak zijn bewondering en waardering uit aan de enthousiaste werkers voor het opgeleverde werkstukken. Zij waardeerden het zeer. De vertrouwensband tussen de leiding en de uitvoerders kon als goed, positief worden aangemerkt.

Het schilderteam, de broeders Sjef Verhees en Ton van Heugten, kregen voor het eerst elektrisch handgereedschap en betere werklampen voor op het werk. Het werk werd gemakkelijker en hun schilderwerken verfijnden in uitvoering. Ook hun werkplaatsen werden niet vergeten. In de loop van de tijd volgen zij vooral in de avonduren een aanvullende vakopleiding in diverse, specialistische en verfijnde schildertechnieken. Aangereikt door een gepensioneerd docent van vakopleiding Venlo-Blerick, want overdag moesten ze hun gewone werkplanningen uitvoeren. Het gaf hen niet alleen meer vakbekwaamheid maar ook zeker meer voldoening. Zij kregen ook waardering van studenten en paters omdat hun klassen een huiselijker en vriendelijk aanzien hadden gekregen alsmede de kapel, de gangen, de studie- en recreatiezaal.

Wat betekende de betere lichtvoorziening voor de studenten en juvenisten? Het voorgaande geeft aan dat 24 per dag constante stroomvoorziening op St. Paul enorm veel voordelen gaf. Heel essentieel was dat door deze watervoorziening voortaan goede warme douches met de juiste waterdruk en warmte, permanent volle stortbakken op de toiletten waren. En vooral ‘s morgens aan de wastafels voldoende stromend koud water als allen zich tegelijkertijd wasten. De naoorlogse tekortkomingen werden snel vergeten, men keek alleen vooruit in opbouw uitbreiding en vooruitgang.
Studenten hadden pech, ....... menig uitval van studie door slecht of geen licht was voorbij. Spontane vrije tijd door stroomuitval was er niet meer bij. Doch hun ogen bleven voortaan gespaard van deinend en te zwak licht.

Nadat de eerste kapel op St. Paul werd verbouwd tot ‘elektriciteitscentrale ‘ werd deze nu weer omgebouwd en ingericht als de grote smederij waarin opgenomen metaalbewerking en het loodgietersbedrijf. En dat zou niet de laatste verandering zijn. Deze gehele operatie doet de geschiedschrijver denken aan Abt Franz Pfanner met zijn bouwer Broeder Nivard, zijn PR fotograaf broeder en andere vakbroeders. Ook hun vertrouwensband was enorm.

Meer werk stroomde toe voor vooral de timmerwerkplaats met name de uitbreiding van de kapel met een extra koorruimte. De verfraaiing rond de altaren, nieuwe bidstoelen en banken. Voor de nieuwe aanbouw van het noviciaat werden slaapcellen per novice gebouwd. Lessenaars en stoelen voor studie. Menige werkkamer van de paters kreeg een betere tafel en/of bureau met stoel, boekenkast en een nieuw ‘opklapbed’, zodat de kamerruimten overdag beter benut konden worden en representatief waren als er gasten waren uitgenodigd of studenten kwamen voor studiebegeleiding. Al dit werk leverde een schat aan ervaringen op, welke men later in de missiegebieden kon gebruiken.

Dagindeling op St. Paul


Al dat werk geschiedde na de ochtend meditatie, de H. Mis en het ontbijt tot het middaggebed en de warme maaltijd. Meestal werd er tijdens de maaltijd in de refter voorgelezen. Daarna was er recreatie wat met veel humor en gelach gepaard ging. Incidenteel werd de een of de ander in het ootje genomen wat niet altijd in goede aarde viel. Bij goed weer volgde een wandeling in het park. Soms mocht even de radio aan. Kranten waren er zelden, TV bestond nog niet. Menigeen had dat graag anders gezien, mede voor algemene ontwikkeling en maatschappelijke informatie en oriëntatie.

Echte onderlinge calamiteiten hebben zich niet voorgedaan. Daar was de groep te hecht voor. Wederom ging men een gezamenlijk naar de kapel waar eenieder voor zich bad voor b.v. je familie of zieke medebroeder. Daarna nam ieder zijn werk om 13.30 uur weer op tot 17.00 uur. Omkleden enz. voor gebed naar de kapel waar het rozenhoedje werd gebeden, vaak voor een intentie. Aansluitend volgde een eenvoudige avond broodmaaltijd. Daarna voor een korte overweging naar de kapel, waarna allen recreatie hielden. Daar werd gepraat over allerlei onderwerpen. Anderen lazen boeken, speelden dam of schaak en tafeltennis. In de winter werd het kaartspel veel beoefend. Zomers ging men voor ontspanning een parkwandeling maken en er werd veel gesport. Na de recreatie, wandelden allen in stilte en in rijen door de lange gangen naar de kapel voor het avondgebed, waarna ieder zijn bed om 22.00 uur in stilte opzocht. Aldus in grote lijnen de dagindeling.

M65


Deze krant richtte zich op het werk in ontwikkelingsgebieden, vanuit een oecumenische gedachte. In 1965 wordt naast M65 zelfs een jongeren editie uitgegeven, gericht op jongerenvraagstukken en ontwikkelingswerk. In de loop van 1968 stopt echter ook hiermee, mede door de grote veranderingen binnen de katholieke kerk, het resultaat van Vaticanum II en de maatschappij. Mede door immense veranderingen in maatschappij, onderwijs en religie in West Europa en Amerika gaan vanaf 1968 de missionerende ordes en congregaties gezamenlijk een blad uitbrengen onder de naam ‘BIJEEN’. Deze gezamenlijke uitgave start met een oplage van 50.000 stuks. Edoch, ook bij dit blad loopt de oplage terug tot 7.500 stuks in 2004, waarna men de uitgave moest stoppen daar deze niet meer kostendekkend was.

De snelle en vele veranderingen in de maatschappij en religie, mede door onderwijs, economische en technische vooruitgang alsmede de massale wereldwijde informatie in woord, beeld en geschrift, gaven velen een bredere kijk en mogelijkheden in hun leven. Iedereen kan zelf waarnemen, constateren welke gevolgen dat heeft gehad tot heden.
 
Juvenisten rond 1951 Bewoners van St. Paul rond 1951 Elftal van paters en broeders Voetbal elftal broeders Bewoners Sint Paul rond 1950 Jonge Nederlandse priesters rond 1951 Uitzending van Nederlandse Missionarissen naar Zuid-Afrika en Zimbabwe Ger Hafmans, Jan Antonise, Jan Oldenburg, Sjef d Roos, Henk v Loosbroek, Thomas Ligthart, T. Corneli Muziekles door Pater Clemens Toneel 1958 Johan Tempels, br. Kocke, Sjef de Roos, Toneel br. Jos Linders, Jan Oldenburg, br. Pius van Heugten, br. Athenasius Postulanten 1960: Piet de Lau, Jan Bolte, Pt. Jan Bouma, Chris Meulendijks, Kees Stam Zonnebloem werk op St Paul Zonnebloemteam 1962 1958 br. Philipsen, ..., br. Fons van Inenveld, br. Engelhart, br. Athenasius, pt. Jansen, pt Jan Bo Kloostergang van St. Paul