1959 Studenten naar Mook

 

1959 Studenten opleidingen van Arcen naar ‘Villa Eldorado’ in Mook. In de vaderlandse geschiedenis is de plaats Mook bekend om de ‘Slag op de Mokerheide’ op 14 april 1574. Een veldslag in de 80 jarige oorlog tegen de Spanjaarden die de slag wonnen. Het moet een verschrikkelijke slachting geweest waarbij ca. 3000 soldaten sneuvelden aan ‘Nederlandse’ zijde en 150 aan Spaanse zijde.

De bestaande villa, gelegen aan de Rijksweg nr.19, was vernoemd naar een mythisch gebied in Zuid-Amerika, waar goud te vinden was! Mensen uit velerlei landen, ook Nederlanders, zijn daar indertijd naar op zoek geweest. Helaas voor alle goudzoekers ‘nothing’! Of dit ook voor de studenten in Mook gaat gelden?

In 1956-57 was het aantal studenten en juvenisten enorm gegroeid door de babyboom van de naoorlogse jaren. St. Paul barstte uit zijn voegen met 17 paters, 35 broeders, 1 postulant, 75 juvenisten en 85 priesterstudenten; samen 213 personen exclusief enkele ‘leken’ werkkrachten. Daardoor moest er naar extra ruimte worden gezocht. Na vele onderzoekingen voor goede opleidingen koos men voor samenwerking met de paters Passionisten in Mook. Een prima gedachte. Binnenkort zouden deze ‘Rijkserkenning’ ontvangen voor hun opleidingen….

Men betrok ‘Villa Eldorado’ in Mook maar dat was het allerminst villa-achtig, het was veel te klein, zodat snel noodoplossingen gecreëerd dienden te worden in de vorm van barakken. Scholing volgden wij in de gebouwen van de paters Passionisten.
De provisorische barakken met golfplaten waren op zijn zachts gezegd, niet om aan te zien en zeker niet hygiënisch.
Een student die indertijd in Mook studeerde noteerde later over het ‘primitieve verblijf’. Ik had me aangemeld voor St. Paul in Arcen, maar ik kwam terecht in Mook. Het was voor mij een teleurstelling dat ik niet naar St. Paul mocht. Het missiehuis met de grote boerderij, gelegen in een prachtige landelijke omgeving had indruk op me gemaakt. Zelf kwam ik ook van een boerderij uit de provincie Noord Brabant.
Hier was alles veel groter en mooier. Met nog drie dorpsgenoten vertrok ik in 1959 vanuit Wanroij naar ‘Eldorado’ in Mook. Het was een mooie villa aan de Rijksweg nr. 19 van Nijmegen naar Venlo, maar kon onmogelijk ruim 70 studenten herbergen. Besloten was dan ook om achter de villa tijdelijk barakken te bouwen waar de studenten konden verblijven. Toen wij aankwamen waren de bouwvakkers nog druk aan het bouwen en was er geen onderdak voor ons. We hebben de bouwvakkers nog geholpen met het sjouwen van betonblokken. Een paar dagen hebben we nog gelogeerd bij de paters Passionisten, een ander internaat in Mook, waar we ook naar school gingen. Als eerste kwam er bij ‘Eldorado’ een barak gereed voor studiezaal en refter. ’s Avonds moesten we ongeveer een kilometer fietsen of wandelen om in het patronaat van het dorp te kunnen slapen.

Het was behelpen. Het patronaat stond vol met stapelbedden waar je nauwelijks tussen kon staan. Het ontbrak aan kasten om je kleren in op te bergen. Onder de bedden stond het vol met koffers. Vlakbij het patronaat stond de kerk waar we ’s morgens de H. Mis volgden om vervolgens weer terug te fietsen voor het ontbijt. Na een paar maanden was achter de studiezaal een 2de barak gereed als slaapzaal. Het was een grote betonnen ruimte met golfplaten erop. In de winter kon het vreselijk koud worden en in de zomer snikheet. Naast de barakken was een weiland als sportveld ingericht. Als het weer dat enigszins toeliet waren de meeste studenten in hun vrije tijd daar te vinden. Bij slecht weer diende de studiezaal ook als recreatiezaal.
Na geruime tijd werd er ook een recreatiezaal gebouwd. Een kapel hebben we in Mook nooit gekend. In alle vroegte fietsten we met z’n allen naar de kerk in Molenhoek, een dorp verderop om de H. Mis bij te wonen. Douchen mochten we iedere zaterdagmiddag bij de paters Passionisten.
In de villa verbleven de paters en broeders. Daar was ook de keuken gevestigd.
Tijdens de vrije tijd konden we sporten, biljarten en tafeltennissen. We hadden meerdere gezelschapsspelen. Feest was het op een gegeven moment toen we een TV kregen. Ons was gevraagd bij feestjes en verjaardagen thuis met de pet rond te gaan om geld daarvoor in te zamelen. We maakten in het weekend onder begeleiding van een pater vele en lange boswandelingen. In de bossen op de Mokerheide vonden we nog veel niet ontplofte munitie uit WO II. Een enkeling waagde het, deze tijdens de studietijd te bewerken hetgeen levensgevaarlijke situaties opleverden.

Orde en regelmaat


Het leven in het internaat was strak gereglementeerd en geprogrammeerd. Er waren vaste bedtijden, studietijden, eettijden en recreatietijden. De studie stond centraal. In de eerste jaren werd zelfs voorgeschreven aan welk vak je tijdens een studietijd je aandacht moest besteden. Tijdens de middagstudie ’s zondags moest je een brief naar huis schrijven. ’s Morgens moesten we iedere dag naar de H. Mis en ’s avonds hadden we een gezamenlijk avondgebed. Als regel werd er niet gerookt en geen alcohol gedronken. We mochten alleen in groepsverband wandelen. Dit strakke regime werd over het algemeen als vanzelfsprekend ervaren. Overtredingen werden bestraft. Surveillerende paters waren in principe overal, in de studiezaal, op de slaapzaal, in de eetzaal en in de recreatiezaal.
Je werd in principe altijd en overal in de gaten gehouden. Een pater begeleidde de groep bij wandelingen. Over het algemeen probeerden de paters kameraadschappelijk met de jongens om te gaan. Zij hielpen bij studieproblemen, toonden belangstelling voor de schoolprestaties en stimuleerden activiteiten. Zeker bij de oudere jongens daagden ze discussies uit over allerlei onderwerpen.
Het strakke regime kwam minder streng over door privileges die je kreeg als je ouder werd en uitzonderringen die gemaakt werden bij bijzondere gelegenheden. Oudere studenten mochten zelfstandig zonder surveillant gaan wandelen, echter wel in overleg en in groepsverband. Ook mochten oudere studenten deelnemen aan buitenschoolse activiteiten, bv. een bridgecompetitie. Het belangrijkste privilege dat we kenden was het roken. Als je 15 jaar was mocht je na de avondstudie op woensdag en zondag één sigaret roken, bij 16 jaar onbeperkt. Als je 17 was mocht je iedere avond roken na de avondstudie. Bijeffect van de privileges was dat nagenoeg iedereen werd gestimuleerd om te gaan roken.

’s Morgens mocht er nooit gerookt worden tenzij er een bijzondere aanleiding was. Een belangrijke heilige van de dag of de verjaardag van een pater was zo’n aanleiding. Tijdens het ontbijt werd regelmatig volop overlegd over de zwaarte van een aanleiding. De senior, een door de jongens gekozen vertegenwoordiger, was daarbij de onderhandelaar. De senior schoof aan bij de tafel van de paters en pleitte op basis van argumenten voor extra roken. De senior was de intermediair tussen de studenten en de paters. In de rol van senior organiseerde je ook bijzondere activiteiten en verving je de surveillant bij afwezigheid. Ik ben zelf ook een jaar senior geweest aldus Piet Hendriks.

Het verblijf in Mook duurde tot eind 1962. De laatste winter was het in Mook afzien. Het cement tussen de betonblokken van de barakken was hier en daar verdwenen waardoor het in de strenge winter naar binnen sneeuwden en je onder de dekens nog bijna bevroor. In de studiezaal, waar een grote kachel stond, was het in de buurt van de kachel snikheet en verder bij de ramen was het ijskoud.
Het was van begin af aan duidelijk dat de primitieve omstandigheden van tijdelijke aard zouden zijn. Er zou nieuwbouw komen en wel in Mook. Door het uitblijven van allerlei vergunningen werd gaandeweg een en ander duidelijk dat niet in Mook maar in Venray een nieuw internaat zou worden gebouwd. Cruciaal was hierbij het niet afkomen van de ‘Rijkserkenning’ waardoor er geen erkend schooldiploma kon worden verstrekt. Gelukkig had nog geen nieuwbouw plaatsgevonden. Omdat bij het begin van het nieuwe schooljaar, het nieuwe Missiehuis in Venray nog niet gereed was reisden alle studenten ’s morgens het eerste trimester per bus van Mook naar Venray en ’s avonds weer terug naar Mook.
De lessen werden gevolgd bij de Paters Franciscanen die al vele jaren een ‘Rijks erkende’ opleiding hadden. Eind 1962 was in Venray de nieuwbouw gereed en vertrokken alle studenten en de begeleidende paters uit Mook.

Provincialaat in Villa ‘Eldorado’


Huize ‘Eldorado’ in Mook kreeg, na aanpassingen in de villa en het verwijderen van de barakken, een nieuwe bestemming als Provincialaatshuis. Pater provinciaal en zijn medewerkers vertrokken vanuit huize ‘Mariannhill’ in Eijsden naar Mook, zodat ook daar meer ruimte vrij kwam voor het noviciaat.

PR afdeling in Venray gestationeerd


Een extra inspanning was nodig door een groot tekort aan financiële middelen. Men had veel geld nodig voor de gerealiseerde nieuwbouw en inrichting alsmede de scholing van leerlingen die maar een gedeelte betaalden van de werkelijke studiekosten. Ondanks de opbrengsten van St. Paul uit het vee- en landbouwbedrijf, alsmede een grote kippenfarm, kwam men tekort. De PR afdeling blies men v.a.1962 extra leven in onder de naam ‘Missie Prokuur’ onder de bezielende leiding van pater Johan van der Heijden als hoofdredacteur. Zijn crew van schrijvers en helpers; met name de paters Frans Tausch, Gerard Stikkelbroek en Vianny Boeren.


Doel:


• Gelden genereren voor missionarissen in de missiegebieden d.m.v. bedelacties, donaties, voorlichting, preken in binnen en buitenland, missiebusjes ophalen, kalender verkoop enz.
• Ondersteunende activiteiten t.b.v. werving voor de priester- en broeder-opleidingen d.m.v. huisbezoeken, wervingsfolders, voorlichtingscampagnes op scholen en in het verenigingsleven. Mislezen en preken in parochies. Continueren en uitbouwen van het een eigen missieblad ‘PIONIERS’, missiebusjes, kalenders e.d. Hierdoor trachtte men de inkomsten te vergroten en … met succes.
Op het hoogtepunt in 1956, oplage 14.500 stuks, werkten 10 personen in de PR. Daarna ging de oplage omlaag tot in 1963 door grote maatschappelijke veranderingen, waarna het blad ‘Pioniers’na bijna 25 jaar stopte. Mede door een andere kijk op de ontstane nieuwe samenleving en de mogelijkheid van nieuwe druktechnieken ging de redactie over naar een nieuw Missieblad: M64, M65, M66, M67 en M68 (M= missie daarachter het jaartal). Men kon grotere oplages voor minder kosten maken.

Deze krant richtte zich op het werk in ontwikkelingsgebieden, vanuit een oecumenische gedachte. In 1965 wordt naast M65 zelfs een jongeren editie uitgegeven, gericht op jongerenvraagstukken en ontwikkelingswerk. In de loop van 1968 stopt echter ook hiermee, mede door de grote veranderingen binnen de katholieke kerk, het resultaat van Vaticanum II en de maatschappij.

Mede door immense veranderingen in maatschappij, onderwijs en religie in West Europa en Amerika gaan vanaf 1968 de missionerende ordes en congregaties gezamenlijk een blad uitbrengen onder de naam ‘BIJEEN’.
Deze gezamenlijke uitgave start met een oplage van 50.000 stuks. Edoch, ook bij dit blad loopt de oplage terug tot 7.500 stuks in 2004, waarna men de uitgave moest stoppen daar deze niet meer kostendekkend was.

De snelle en vele veranderingen in de maatschappij en religie, mede door onderwijs, economische en technische vooruitgang alsmede de massale wereldwijde informatie in woord, beeld en geschrift, gaven velen een bredere kijk en mogelijkheden in hun leven. Iedereen kan zelf waarnemen/constateren welke gevolgen dat heeft gehad tot heden.